psychologie oefentoets H1-5 (2022)

• psychologie
• MBO
• Studiejaar 2

Oefentoets psychologie

H1 t/m 5

Welke truc zet het Ich in zodat het kan omgaan met spanningen en conflicten?

1. Es
2. Reflectie
3. Afweermechanismen
4. Driften

In welke fase vindt de afsplitsing van het Ich plaats
(ontstaat het ich)?

1. Genitale fase
2. Latente fase
3. Anale fase
4. Orale fase

Lees onderstaande situatie en kies het juiste antwoord:

Jonne (32 jaar) is twee weken geleden haar vader verloren. Jonne had een goede band met haar vader en is intens verdrietig. ’s Avonds kan Jonne niet goed in slaap komen en overdag kan zij zich slecht concentreren. Ondanks dit alles vindt Jonne dat het leven doorgaat en dat ze alles moet kunnen zoals voorheen, dat wil zeggen: ‘werken, voor haar zoon zorgen, sociale contacten onderhouden etc.’. Jonne voelt zich dus van binnen ellendig en verdrietig. Als andere mensen vragen hoe het met haar gaat, geeft ze aan dat het prima gaat. Als je kijkt hoe zij haar leven heeft opgepakt, lijkt het ook echt alsof het prima met Jonne gaat.

1. Gezond intern dialoog
2. Ongezond intern dialoog
3. Gezond extern dialoog
4. Ongezond extern dialoog

Binnen de humanistische psychologie is het uitgangspunt voor hulpverlening de zelfverantwoordelijkheid van de mens.
Is dit juist of onjuist?

1. juist
2. onjuist

Binnen het humanisme wordt de mens als een geheel gezien (holistisch). Welke drie ontwikkelingsgebieden vormen volgens het Humanisme een geheel?

1. Lichamelijk, seksueel en cognitief ontwikkelingsgebied
2. Lichamelijk, sociaal- emotioneel en cognitief ontwikkelingsgebied
3. Sociaal- emotioneel, seksueel en lichamelijk ontwikkelingsgebied

Bij welk afweermechanisme til je, je driften op een hoger plan?

Je zet de 'zwakte' dus in om tot een hoger level te komen.

1. Reactieformatie
2. Projectie
3. Sublimatie
4. Rationalisatie

Positieve psychologie gaat over:

1. Het ontkennen van negatieve zaken die gebeuren in zijn/ haar leven
2. Hoe iemand omgaat met zaken die in zijn/ haar leven gebeuren

Noem minstens twee pijlers die volgens de positieve psychologie bijdrdagen aan een gelukkig leven.

Hoe heet de theorie van Pavlov

1. Operante conditionering
2. Klassieke conditionering
3. stimulus conditionering
4. responsive conditionering

Klaas heeft moeite met de scheiding van zijn ouders, sinds zijn vader ergens anders woont, plast hij weer in bed.

Over welk afweermechanisme hebben we het hier?

1. Verdringing
2. Rationalisatie
3. Ontkenning
4. Regressie

Jane is doodsbang voor spinnen. Om haar over haar fobie heen te krijgen wordt Jane samen met honderden spinnen in één kamer gezet. Hierdoor zal zij leren dat spinnen haar niks doen.

Welke behandelvorm vanuit het behaviorisme wordt hierboven ingezet?

1. Flooding
2. Systematische desensitisatie
3. Modelleren

Pim zit in de klas en ziet iemand met een broodje langs lopen.
Hij krijgt opeens zin in eten en pakt ook een boterham uit zijn tas.

In deze situatie is het pakken van de boterham uit de tas, de stimuli.

1. Juist
2. Onjuist

Rogers formuleerde voor de hulpverlening drie grondhoudingen.

Bij welk antwoord staan de juiste drie grondhoudingen?

1. Echtheid, tolerantie en empathie
2. Echtheid, empathie en affectie
3. Echtheid, tolerantie en affectie
4. Echtheid, onvoorwaardelijke positieve gezindheid en empathie.

Lees onderstaande stellingen en geef daarna het goede antwoord.

Stelling 1: De orale fase is van 0 tot 1,5 jaar
Stelling 2: De latente fase is van 3 tot 6 jaar
Stelling 3: De anale fase is van 1,5 tot 3 jaar

1. Alle drie de stellingen zijn juist
2. Stelling 1 en 3 zijn juist
3. Stelling 1 en 2 zijn juist

Lees onderstaande stellingen en geef daarna het goede antwoord

Stelling 1: Freud (Psycho Analyse) zegt: ‘Een klein deel van onze psyche kennen we goed, dat is het onderbewustzijn’.

Stelling 2: Rogers (Humanisme) zegt: ‘Als een persoon in de problemen is gekomen dan gaat men er vanuit dat de processen met betrekking tot denken, voelen en handelen zijn vastgelopen.

1. Stellingen 1 en 2 zijn beiden juist
2. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
3. Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
4. Stellingen 1 en 2 zijn beiden onjuist