les 56 Meer dan lezen §3

les 56 Meer dan lezen §3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 56 Meer dan lezen §3

Slide 1 - Slide

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen (Stiefkind) p. 82
  • afmaken opdracht 2
  • kort opdracht 2 doornemen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

§2: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Je kent de volgende tekstverbanden:
- chronologisch (daarna, vervolgens, toen, terwijl, ...)
- concluderend (al met al, concluderend, daarom, ...)
- opsommend (bovendien, daarnaast, ook, en, ...)
- samenvattend (al met al, kortom, samengevat...)
- tegenstellend (maar, toch, hoewel, echter, ...)
- toelichtend (als, bijvoorbeeld, denk aan, ...)

Slide 4 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- toegevend verband
- vergelijking
- voorwaardelijk verband

Slide 5 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
>> aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te,
      opdat, zodat

Slide 6 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
>> als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, 
      dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 7 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

>> daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk,
      omdat, want

Slide 8 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Toegevend verband
Geeft een andere kant van de zaak aan

>> (al)hoewel, desondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar, zij het (dat)

Slide 9 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil tussen twee of meer zaken zien.

>> evenals, in vergelijking met, net als, zoals
>> ook de vergrotende trap: leuker, mooier, beter, ... dan

Slide 10 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarde iets gebeurt.

>> als (...dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer

Slide 11 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 1 Meer dan lezen §3
Wat: Opdracht 2 p. 18  af.
Hoe:  Samen met je buur.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met tekstverbanden en tekstbegrip.
Klaar?
begin alvast aan opdracht 4 en 5 p. 20
timer
15:00

Slide 12 - Slide

§3 - Opdracht 2 p. 18

Slide 13 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 1 Meer dan lezen §3
Wat: Lees tekst 2 en maak opdr. 4 en 5. p. 20 Van opdracht 5 de vragen 1, 2, 13, 15 en 16 niet.
Hoe:  Individueel
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met tekstverbanden en tekstbegrip.
Klaar?
Lezen in je leesboek
of huiswerk
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 15 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 16 - Slide