les 55 Meer dan lezen §3

les 55 Meer dan lezen §3
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 55 Meer dan lezen §3

Slide 1 - Slide

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen (Stiefkind) p. 80
  • Nakijken opdr. 1
  • uitleg §3
  • Aan de slag.

Slide 2 - Slide

Definitieve versie betoog
Stap 1 (individueel)
  • Ga naar Woots, plak nu de versie die je hebt geschreven als bestand in een AI-site.
  • Vraag de AI om voorstellen te geven voor verbetering.
    Bijv: 'Zou je voorstellen voor       
    wijzigingen aan kunnen brengen in 
     bijgevoegd betoog?'
  • Verwerk de tips. Let op: niet alle tips zijn nuttig. Je eindelijke betoog is in je eigen woorden.
Stap 2 (in groepjes van twee)
  • Zoek een klasgenoot uit.
  • Laat je klasgenoot je tekst lezen en verwerk mogelijke tips die je klasgenoot heeft.

  • Ga naar teams, hier staat een opdracht klaar. Lever hier je verbeterde versie in van het betoog. Let op: je betoog met dezelfde boodschap/strekking hebben als de eerste versie.
Klaar met stap 1 en 2? Doe iets rustigs voor jezelf.
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Nakijken opdracht 1 p.18
Opdracht 1
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het verschil is misschien ontstaan doordat de tekenaar slechts een paar dingen van de foto onthouden had.
3 Als je afantasie hebt, heb je geen inbeeldingsvermogen.
7 Met mensen die aangeboren blind zijn, en met mensen zonder afantasie.
8 Het verschil met de groep mensen zonder afantasie is dat mensen met afantasie zich geen details kunnen herinneren, terwijl mensen zonder aandoening dat wel kunnen. De overeenkomst met mensen die aangeboren blind zijn, is dat beide groepen wel ruimtelijk geheugen hebben.
9 net zoals
12 Mensen met afantasie creëren geen valse herinneringen, terwijl mensen zonder deze aandoening dat wel doen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 6 - Slide

Filmpje

Slide 7 - Slide

§2: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Je kent de volgende tekstverbanden:
- chronologisch (daarna, vervolgens, toen, terwijl, ...)
- concluderend (al met al, concluderend, daarom, ...)
- opsommend (bovendien, daarnaast, ook, en, ...)
- samenvattend (al met al, kortom, samengevat...)
- tegenstellend (maar, toch, hoewel, echter, ...)
- toelichtend (als, bijvoorbeeld, denk aan, ...)

Slide 8 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- toegevend verband
- vergelijking
- voorwaardelijk verband

Slide 9 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
>> aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te,
      opdat, zodat

Slide 10 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
>> als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, 
      dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 11 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

>> daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk,
      omdat, want

Slide 12 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Toegevend verband
Geeft een andere kant van de zaak aan

>> (al)hoewel, desondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar, zij het (dat)

Slide 13 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil tussen twee of meer zaken zien.

>> evenals, in vergelijking met, net als, zoals
>> ook de vergrotende trap: leuker, mooier, beter, ... dan

Slide 14 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarde iets gebeurt.

>> als (...dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer

Slide 15 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 1 Meer dan lezen §3
Wat: Opdracht 2 p. 18 
Hoe:  Samen met je buur.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met tekstverbanden en tekstbegrip.
Klaar?
Lezen in je leesboek
of huiswerk
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 17 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 18 - Slide