les 54 Meer dan lezen §3

les 54 Meer dan lezen §3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 54 Meer dan lezen §3

Slide 1 - Slide

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • Afmaken betoog (15 min)
  • uitleg §3
  • Aan de slag.

Slide 2 - Slide

Definitieve versie betoog
Stap 1 (individueel)
  • Ga naar Woots, plak nu de versie die je hebt geschreven als bestand in een AI-site.
  • Vraag de AI om voorstellen te geven voor verbetering.
    Bijv: 'Zou je voorstellen voor       
    wijzigingen aan kunnen brengen in 
     bijgevoegd betoog?'
  • Verwerk de tips. Let op: niet alle tips zijn nuttig. Je eindelijke betoog is in je eigen woorden.
Stap 2 (in groepjes van twee)
  • Zoek een klasgenoot uit.
  • Laat je klasgenoot je tekst lezen en verwerk mogelijke tips die je klasgenoot heeft.

  • Ga naar teams, hier staat een opdracht klaar. Lever hier je verbeterde versie in van het betoog. Let op: je betoog met dezelfde boodschap/strekking hebben als de eerste versie.
Klaar met stap 1 en 2? Doe iets rustigs voor jezelf.
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog
timer
1:30
Wat is een signaalwoord?

Kan je een voorbeeld geven van enkele signaalwoorden?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 6 - Slide

§2: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Je kent de volgende tekstverbanden:
- chronologisch (daarna, vervolgens, toen, terwijl, ...)
- concluderend (al met al, concluderend, daarom, ...)
- opsommend (bovendien, daarnaast, ook, en, ...)
- samenvattend (al met al, kortom, samengevat...)
- tegenstellend (maar, toch, hoewel, echter, ...)
- toelichtend (als, bijvoorbeeld, denk aan, ...)

Slide 7 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Daar komen nu nog vijf verbanden bij:
- doel-middel
- oorzaak
- reden
- toegevend verband
- vergelijking
- voorwaardelijk verband

Slide 8 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
>> aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te,
      opdat, zodat

Slide 9 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).
>> als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, 
      dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat

Slide 10 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

>> daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk,
      omdat, want

Slide 11 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Toegevend verband
Geeft een andere kant van de zaak aan

>> (al)hoewel, desondanks, niettemin, ofschoon, ook al, weliswaar, zij het (dat)

Slide 12 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Vergelijkend verband
Laat een overeenkomst of verschil tussen twee of meer zaken zien.

>> evenals, in vergelijking met, net als, zoals
>> ook de vergrotende trap: leuker, mooier, beter, ... dan

Slide 13 - Slide

§3: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)
Voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarde iets gebeurt.

>> als (...dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer

Slide 14 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 1 Meer dan lezen §3
Wat: Opdracht 1 en 2 p. 18 (let goed op de instructies bij opdr. 1 welke vragen wel en niet)
Hoe:  Individueel en met je buur.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 20 min.
Uitkomst: Geoefend met tekstverbanden en tekstbegrip.
Klaar?
Lezen in je leesboek
of huiswerk
timer
20:00

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
Je weet/kan:

- doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend en voorwaardelijkverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- relaties leggen tussen tekstdelen.
- een tekst maken waarin ik samenhang heb aangebracht door middel van tekstverbanden en passende signaalwoorden.

Slide 16 - Slide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 17 - Slide