NN2 H2 grammatica: Woordsoorten 2

WOORDSOORTENKWIS
Is het een zelfstandig naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord? Een werkwoord? Een lidwoord? Of een voorzetsel? 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WOORDSOORTENKWIS
Is het een zelfstandig naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord? Een werkwoord? Een lidwoord? Of een voorzetsel? 

Slide 1 - Slide


Woordsoorten
De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten. Deze woordsoorten heb je al geleerd:

werkwoord (ww):                                zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. In een zin staat ten minste                                                                         één werkwoord. Een werkwoord heeft verschillende vormen. Bijvoorbeeld                                                                         ‘gaan’: ga, gaat, gaan; ging, gingen; gegaan.

lidwoord (lw):                                        de, het, een

zelfstandig naamwoord (zn):           is een woord voor een mens, dier, plant of ding: buurman, kat, boterbloem,                                                                        bioscoopkaartje, oktober. Een naam is ook een zelfstandig naamwoord:                                                                              Jan, Utrecht.

bijvoeglijk naamwoord (bn):            vertelt iets over een zelfstandig naamwoord: klein, mooie. Een stoffelijk                                                                                bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets gemaakt is: zilveren, houten.

voorzetsel (vz):                                      is een kort woord dat vaak een tijd of plaats aangeeft, zoals op, na, tijdens,                                                                         door.

Slide 2 - Slide

Melissa denkt vaak aan haar vakantie in DUITSLAND.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 3 - Quiz

DE leerkracht heeft niet op zijn brutale vraag gereageerd.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 4 - Quiz

De moeder huilde om haar verloren GOUDEN ring.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 5 - Quiz

De moeder huilde om haar verloren gouden ring.

gouden is een....
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

Heeft die jongen gelachen om EEN grap van die clown?

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 7 - Quiz

De leerkracht heeft niet op zijn brutale vraag GEREAGEERD.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 8 - Quiz

Melissa DENKT vaak aan haar vakantie in Duitsland.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 9 - Quiz

De moeder huilde om haar verloren gouden RING.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 10 - Quiz

Melissa denkt vaak aan haar vakantie IN Duitsland.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
vz (voorzetsel)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 11 - Quiz

Heeft die JONGEN gelachen om een grap van die clown?

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 12 - Quiz

HEEFT die jongen gelachen om een grap van die clown?

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 13 - Quiz

De LEERKRACHT heeft niet op zijn brutale vraag gereageerd.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 14 - Quiz

Heeft die jongen GELACHEN om een grap van die clown?

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 15 - Quiz

Voor de hondentraining wilde mijn hond niet NAAR mij luisteren.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
vz (voorzetsel)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 16 - Quiz

Sinds zondag KAMPT mijn moeder met zware griep.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 17 - Quiz

Melissa denkt vaak AAN haar vakantie in Duitsland.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
vz (voorzetsel)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 18 - Quiz

Heeft die jongen gelachen om een grap van die RARE clown?

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 19 - Quiz

Voor de HONDENTRAINING wilde mijn hond niet naar mij luisteren.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 20 - Quiz

Sommige kleine kinderen op school zijn gevallen tijdens de MOEILIJKE gymles.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 21 - Quiz

Sinds ZONDAG kampt mijn moeder met zware griep.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 22 - Quiz

De leerkracht heeft niet OP zijn brutale vraag gereageerd.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
vz (voorzetsel)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 23 - Quiz

Sinds zondag kampt mijn moeder met ZWARE griep.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 24 - Quiz

Voor de hondentraining WILDE mijn hond niet naar mij luisteren.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 25 - Quiz

In HET huis is de inbreker gisteren betrapt.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 26 - Quiz

Sommige KLEINE kinderen op school zijn gevallen tijdens de moeilijke gymles.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
bn (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 27 - Quiz

SINDS zondag kampt mijn moeder met zware griep.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
vz (voorzetsel)

Slide 28 - Quiz

VOOR de hondentraining wilde mijn hond niet naar mij luisteren.

Het woord in hoofdletters is een:
A
ww (werkwoord)
B
lw (lidwoord)
C
zn (zelfstandig naamwoord)
D
vz (voorzetsel)

Slide 29 - Quiz