Les 9 E voorzetsel en bijwoord les 3

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les par. E voorzetsel en bijwoord
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de functie en kenmerken van de woordsoorten voorzetsel en bijwoord.
* de woordsoorten voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.

timer
10:00
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les par. E voorzetsel en bijwoord
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de functie en kenmerken van de woordsoorten voorzetsel en bijwoord.
* de woordsoorten voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Tot welke woordsoort behoort het woord tussen aanhalingstekens?
De docent legt de woordsoort voorzetsel 'uit'.

1. werkwoord (ww)
2. voorzetsel (vz)
3. bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. lidwoord (lw)

Slide 2 - Slide

Uitleg
De docent legt het woordsoort voorzetsel 'uit'.
Het woord uit hoort hier bij het hele werkwoord uitleggen en is dus onderdeel van het werkwoord = bijwoord. 
Schrijf 6 zinnen met een voorzetsel.
2 zinnen met een voorzetsel van plaats.
2 zinnen met een voorzetsel van tijd.
2 zinnen met een voorzetsel van reden.
(zachtjes overleggen met je buurvrouw/-man mag)
timer
4:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Welk woord past op de puntjes?

... het feest dronk Snelle heel veel Fristi.

1. Aan
2. Van
3. Om
4. Tijdens

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Wat geeft het voorzetsel in de volgende zin aan?

'Voor' de ogen van de docent schreef hij het huiswerk over. 

1. tijd
2. reden/oorzaak
3. richting
4. plaats

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefening
Maak individueel met elk onderstaand woord 2 zinnen, waarbij in de ene zin het woord een bn is en in de andere een bw. Je hebt dus in totaal 10 zinnen. Na 10 minuten deel je jouw zinnen met je buurman of -vrouw. 

  • bijzonder
  • goed
  • heel
  • mooi
  • sterk

Als je hiermee klaar bent, kan je aan opdracht 5 van Par. E beginnen.
timer
10:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 5, 6, 8 en 10 van grammatica par. E.
Hoe:
In je schrift.
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of je aantekeningen
Docent (hand omhoog)
Tijd:
15 minuten
Klaar:
1. Haal de hulpkaart grammatica woordsoorten bij mij op.
2. Vul 'voorbeeld' aan met eigen voorbeelden.
timer
15:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Maandag 10-03:
SO grammatica woordsoorten (par. B t/m E)

Maandag 24-03:
Inleveren boekdoos

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Schrijf op in je schrift
Ik kan een voorzetsel en een bijwoord in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji in je schrift.
timer
1:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions