Lidwoorden

Lidwoorden
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lidwoorden

Slide 1 - Slide

Lidwoorden
de, het, een

Slide 2 - Slide

Wat ga je leren?
In deze les leer je:
  • wat lidwoorden zijn
  • de regels bij de-woorden
  • de regels bij het-woorden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

de-woorden

  1. er zijn meer de-woorden, dan het-woorden
  2. de woorden bij meervoud, cijfers en letters, namen van bergen en rivieren
  3. personen


het-woorden

  1. bij verkleinwoorden                            (-je, -pje, -tje)
  2. namen van talen
  3. windrichtingen
  4. woorden die eindigen op                  -um en -ment

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide


Weet je nog niets? 
Gebruik 'een'.

Ik heb een huis.
David eet een banaan.
Layla heeft een kind.

Heb je al informatie?          Gebruik ‘de’ of ‘het’.

Het huis heeft drie kamers.
De banaan is lekker.
Het kind heet Mohammed.


Slide 7 - Slide

... bank
A
de
B
het

Slide 8 - Quiz

... buurt
A
de
B
het

Slide 9 - Quiz

... dier
A
de
B
het

Slide 10 - Quiz

... bed
A
de
B
het

Slide 11 - Quiz

... tafels
A
de
B
het

Slide 12 - Quiz

... stoeltje
A
de
B
het

Slide 13 - Quiz

... meisje
A
de
B
het

Slide 14 - Quiz

... vijf
A
de
B
het

Slide 15 - Quiz

... Mount Everest
A
de
B
het

Slide 16 - Quiz

vrouw
A
de
B
het

Slide 17 - Quiz

Ik eet elke dag ... appel.
A
de
B
het
C
een

Slide 18 - Quiz

Wil je ... kopje thee?
A
de
B
het
C
een

Slide 19 - Quiz

Ik ga met ... fiets naar het werk.
A
de
B
het
C
een

Slide 20 - Quiz

... fruit is op.
A
de
B
het
C
een

Slide 21 - Quiz

Ik houd niet van ... winter.
A
de
B
het
C
een

Slide 22 - Quiz

We kijken elk weekend ... film.
A
de
B
het
C
een

Slide 23 - Quiz

... opa en oma van Said zijn oud.
A
de
B
het
C
een

Slide 24 - Quiz

Elisa heeft een kind. ... kind het Lola.
A
de
B
het
C
een

Slide 25 - Quiz

Wil je ... koekje bij de koffie?
A
de
B
het
C
een

Slide 26 - Quiz

... soep is lekker.
A
de
B
het
C
een

Slide 27 - Quiz

Sarah woont in een appartement.
... appartement is klein.
A
de
B
het
C
een

Slide 28 - Quiz

Mijn vader heeft ... auto gekocht.
A
de
B
het
C
een

Slide 29 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in dit verhaal?

'Vandaag ga ik naar de winkel. Ik loop door het park naar de winkel. De man in de winkel zegt: “Hallo”. Ik zoek het fruit. Ik neem appels en bananen. De man weegt de appels en de bananen. Ik ga naar de kassa en ik betaal de boodschappen.'

A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 30 - Quiz

Opdracht
Pak je laptop en open DISK.
Ga naar het tabblad grammatica.
Maak 5.1 en 5.2.

Klaar? Werk verder aan DISK.

Slide 31 - Slide

Hoe vond je deze les?
niet leuk ........................ heel leuk
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Hoe vond je deze les?
heel moeilijk ........................ heel makkelijk
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Ik heb iets van deze les geleerd.
Niets
Een beetje
Genoeg
Veel
Heel veel

Slide 34 - Poll