fictie 1.1 2.1 3.1

we starten met stillezen
timer
15:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

we starten met stillezen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Doelen
Ik weet wat fictie(realistische fictie en niet-realistische fictie) is.
Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
Ik weet wat een psychisch perspectief is.
Ik weet wat chronologisch en niet chronologisch is.

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen fictie en niet fictie?
als je het niet weet geef je geen antwoord.

Slide 3 - Open question

samengevat
fictie= alles wat verzonnen is, 
Voorbeelden: leesboeken,strips, films, toneelstukken en gedichten.
non-fictie=alles wat niet verzonnen is, Voorbeelden:Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken,een handleiding.

Realistische fictie is fictie die 'net echt' is. 
Niet-realistisch fictie is fictie die niet waar kan zijn,sprookjes en fantasy zijn voorbeelden van niet-realistische verhalen.





Slide 4 - Slide

Even oefenen
Er komen nu een paar oefeningen

Slide 5 - Slide



Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
C
realistische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 6 - Quiz


Zijn deze boeken fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
C
realschtische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 7 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
C
realistische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 8 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
C
realistische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie
C
non fictie
D
fictie

Slide 10 - Quiz

Wat voor soort boek is dit?
A
realistische fictie
B
niet realistische fictie
C
non fictie
D
fictie

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een hoofdpersoon en een bijpersoon?

Slide 12 - Open question

0

Slide 13 - Video

Waaraan herken je een hoofdpersoon?

Slide 14 - Open question

hoofdpersoon
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
• wat hij of zij denkt en voelt;
• wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch);
• hoe hij of zij eruitziet;
• waar, hoe en met wie hij of zij woont.

Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.

Slide 15 - Slide

Waaraan herken je een bijpersoon?

Slide 16 - Open question

Bijpersoon
Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.

Van bijpersonen weet je vaak wel het uiterlijk

Slide 17 - Slide

Tijdsperspectief
wat is dat?

Slide 18 - Open question

Tijdsperspectief is
                                                        Hoe de schrijver het verhaal vertelt
Dat kan op verschillende manieren:
  • de gebeurtenissen worden beschreven alsof ze op dit moment gebeuren of zoals het gebeurd is=chronologisch
  • Soms begint hij bijna bij de afloop en vertelt hij in de rest van het boek wat er daarvoor gebeurd is. Dan wordt het verhaal niet-chronologisch verteld.
  • Vaak begint hij midden in het verhaal en pas later vertelt hij wat er daarvoor gebeurd is, dit heet de voorgeschiedenis.

Slide 19 - Slide

vertelperspectief
Door wie wordt het verhaal verteld

Slide 20 - Slide

psychisch perspectief.
Je leest gebeurtenissen in een verhaal altijd door de ogen van een personage, meestal door de ogen van de hoofdpersoon

Dit heet het psychisch perspectief.

Slide 21 - Slide

voorbeeld
‘Dit schooljaar gaan jullie, klas 2c, namelijk iets heel bijzonders doen.’ Meneer Van der Vaart wacht even. ‘Iets wat voor ons ook helemaal nieuw is.’
‘Zeg het nou maar gewoon,’ fluistert Sandra. ‘Al dat interessante gedoe.’

Slide 22 - Slide

Doelen
Ik weet wat fictie(realistische fictie en niet-realistische fictie) is.
Ik weet wat hoofd- en bijpersonen zijn.
Ik weet wat een psychisch perspectief is.
Ik weet wat chronologisch en niet chronologisch is.

Slide 23 - Slide

huiswerk
Huiswerk: Lezen tekst 1,2,3 van 2.1(fictie) Deze staan in je werkboek en op je I-pad bij de opdrachten.

Maken opdracht 1 en 5. Lezen boekentips op 82 van je werkboek A (deze staan niet op de I-pad) 


Je maakt in je schrift een lijstje van de gelezen fragmenten. Doe het zo: 

Rafels van Rio van Gijs Wanders lijkt mij wel/niet leuk want.... 

Mist van Rom Molemaker lijkt mij wel/niet leuk want.... 

#laatste vlog van Carry Slee lijkt mij wel/niet leuk want.... 

#selfie van Caja Cazemier lijkt mij wel/niet leuk want...... 

Het geheim van de gouden azen van Rafael Abalos lijkt mij wel/niet leuk want...... 

Superhelden.nl van Marcel Driel lijkt mij wel/niet leuk want....

Slide 24 - Slide