MH1A&B Quiz

Quiz
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz

Slide 1 - Slide

Wat betekend Pax Romana?

A
Periode van 200 jaar van vrede die begon onder keizer Agustus.
B
Vergadering van belangrijke Romeinen.
C
Leider van Romeinse Rijk en tijd van Republiek.

Slide 2 - Quiz

Wanneer was het Romeinse Rijk op zijn grootst?

A
200 v.Chr
B
200 n.Chr
C
117 v.Chr
D
177 n.Chr

Slide 3 - Quiz

Wat is een stadsstaat?

A
Een gebied met een stad erin.
B
Een stad met een gebied eromheen.
C
Een boom in jouw gebied.
D
Een huis.

Slide 4 - Quiz

Wie zaten er in het senaat?

A
Vergadering met het staatshoofd en de mensen die daarbij horen.
B
Vergadering van rijke en belangrijke mensen.
C
Mensen die woorden uitgekozen om te stemmen.
D
De belangrijkste mensen.

Slide 5 - Quiz

Had het Romeinse Rijk grenzen?

A
Ja
B
Soms
C
Nee

Slide 6 - Quiz

Wat vind Julius Caesar lekker?

A
Dadels
B
Yoghurt
C
Pizza
D
Spaghetti

Slide 7 - Quiz

Wat is een dictator?

A
Een alleenheerser
B
Een samenheerser
C
D
Een koning

Slide 8 - Quiz

Wat betekend Romanisering?

A
Andere leiders nemen de Romeinse gewoontes en cultuur over.
B
Andere volkeren nemen Romeinse gewoontets en cultuur over.
C
Het is een Romeinse cultuur.
D
Het zijn alleen volkeren.

Slide 9 - Quiz

Wat is een Limes?

A
Romeinse naam van een Nederlandse provincie.
B
Versterkte zuidgrens van het Romeinse Rijk.
C
Leider van de Bataven.
D
Versterkte noordgrens van het Romeinse Rijk.

Slide 10 - Quiz

In welk deel van Nederland zaten de Romeinen?

A
In het noorden
B
In het oosten
C
In het zuiden
D
In het westen

Slide 11 - Quiz

In welke steden waren de Romeinen in Nederland?

A
Apeldoorn
B
Nijmegen
C
Amsterdam
D
Het KSG

Slide 12 - Quiz

Hoe vochten de Germanen?

A
Met een bijl.
B
Zwaarden
C
Met niks.
D
Met een kruisboog.

Slide 13 - Quiz

Wat deden de Germanen als ze iemand hadden neergeslagen op het slagveld?
A
Ze scheerden hun baard af.
B
Ze gingen naakt dansen.
C
Ze gaven het hoofd aan de leider.
D
Ze deden hun broek aan.

Slide 14 - Quiz

Wat is een proletariër?

A
Een rijke Romein met een villa.
B
En tot slaaf gemaakte Romein.
C
Een Romein met een winkel
D
Een arme en werkloze Romein.

Slide 15 - Quiz

Wat is een grootgrondbezitter?

A
Een Romeinse boer met veel akkers.
B
Een Romein met een villa en een zwemvijver.
C
Een Romein met een groot landgoed.
D
Een rijke Romein met een tuin.

Slide 16 - Quiz

Wanneer werd een slaaf een vrijgelatene?

A
Als die was weggelopen.
B
Als een slaaf een gladiator werd.
C
Als een slaaf door zijn meester werd vrijgelaten.
D
Als een slaaf door een ander werd vervangen.

Slide 17 - Quiz