What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H4 Grammatica, zinsdelen (naamwoordelijk gezegde)
Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg over het naamwoordelijk gezegde.
1 / 11
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
11 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg over het naamwoordelijk gezegde.
Slide 1 - Slide
Wat ga je vandaag leren?
Wat
een naamwoordelijk gezegde (ng) is.
Hoe
je het ng kunt vinden in een zin.
Welke
koppelwerkwoorden er zijn.
Wat ga je leren?
Slide 2 - Slide
Basisregel gezegde
Gezegde =
alle werkwoorden in de zin,
dus ook de PV!
Een zin heeft
altijd
een gezegde!
- een werkwoordelijk gezegde
of
- een naamwoordelijk gezegde
Slide 3 - Slide
papa
praten
pop
huilen
zwemmen
vis
hond
blaffen
koekje
lekker
bord
vies
leuk
film
mama
lief
Maak zinnen van twee woorden (elk woord maar 1x gebruiken)
Slide 4 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
papa praten mama lief
pop huilen koekje lekker
vis zwemmen bord vies
hond blaffen film leuk
Het kan zijn dat je een andere combinatie gemaakt hebt. Dat is niet erg!
Slide 5 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
papa
(doet)
praten mama
(is)
lief
pop
(doet )
huilen koekje
(is)
lekker
vis
(doet)
zwemmen bord
(is)
vies
hond
(doet)
blaffen film
(is)
leuk
werkwoordelijk gezegde
naamwoordelijk gezegde
Slide 6 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat
iemand of iets
is
(of
wordt
of
blijft
).
Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een:
Werkwoordelijk deel = alle ww in de zin. Er
moet
een
koppelww
bij zijn!
Naamwoordelijk deel = bevat een zelfstandig of bijvoeglijke naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
Slide 7 - Slide
Koppelwerkwoorden
Een koppelwerkwoord
plakt
een eigenschap aan het onderwerp vast!
Welke koppelwerkwoorden zijn er?
zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, lijken, dunken, vóórkomen
Slide 8 - Slide
Dus....
Een zin heeft ALTIJD een gezegde.
Het nw gezegde zegt wat iemand IS, WORDT of BLIJFT.
Het nw gezegde heeft ALTIJD een koppelwerkwoord.
Let op: In zinnen met een nw gezegde zit NOOIT een lijdend voorwerp.
Slide 9 - Slide
Voorbeeld
Hij is arts / Hij spreekt de arts
Anna ziet een leuke meid / Anna is een leuke meid
Pieter gaat naar de directeur / Pieter wordt directeur
Let op het verschil! Iemand
is, wordt of blijft
iets (nw.gez) of iemand doet iets (ww.gez). Zie je het verschil?
Slide 10 - Slide
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde
Stel vast of het onderwerp iets
DOET
of iets
IS
.
Als het onderwerp iets is, stel je de vraag: Wat+pv+ond+overige werkwoorden (let op het koppelww). Het antwoord is het
naamwoordelijk deel!
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv+[nw.deel]+overige werkwoorden. Zet het naamwoordelijke deel tussen vierkante haken!
Slide 11 - Slide
More lessons like this
4.7 Grammatica zinsdelen: ng
April 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1HV 3.7 Grammatica zinsdelen - ng deel 1
January 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
BE1 3.7 Grammatica zinsdelen - ng deel 1
January 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Herhaling grammatica De Brug - ww.gezegde en nw.gezegde en bwb
October 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Extra uitleg grammatica zinsdelen 2
May 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica - zinsontleding les 11
February 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling grammatica De brug les 3
October 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2. Naamwoordelijk gezegde
January 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2