This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ik weet wat het naamwoordelijk gezegde is
Ik weet wat het verschil is tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde
Ik ken de koppelwerkwoorden
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken, voorkomen)
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!
Vraag 1: Staat er een vorm van een koppelwerkwoord in de zin?
Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘eigenschap’ (ook wel: toestand)?
Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
pv =
ow =
wg/ng =
lv =
mv =
bwb =