Gesloten energiekringloop (assimilatie = dissimilatie), geen netto groei
Gedempte invloed van abiotische factoren (microklimaat)
Slide 20 - Slide
Primaire successie
Ongestoorde ontwikkeling van pionierstadium tot climax
Eerst is bodemvorming nodig (verwering van rotsen) en humusvorming (organische resten) voordat er successie optreedt
Slide 21 - Slide
Secundaire successie
Na verstoring treedt (soms onvolledig) herstel op van het ecosysteem, gaat sneller dan primaire successie door aanwezigheid van humus in de bodem
Slide 22 - Slide
Je doet onderzoek naar de hoeveelheid blauwalg in de zomer in de vijver van de Laapersveld. Noem een abiotische factor die invloed heeft op de hoeveelheid blauwalg en leg uit wat voor invloed deze heeft.
Slide 23 - Open question
Een maretak onttrekt water en mineralen uit zijn gastheer. Welke vorm van symbiose zien we hier?
A
Parasitisme
B
Commensalisme
C
Mutualisme
Slide 24 - Quiz
Volgens de endosymbiose-theorie zouden sommige celorganellen, waaronder mitochondrieën, ontstaan zijn uit oerbacteriën die in al dan niet gewijzigde vorm nog steeds met deze cellen in symbiose verkeren.
Van welk type symbiose is hier sprake, gelet op de functie van mitochondriën in de cel?
A
Parasitisme
B
Commensalisme
C
Mutualisme
Slide 25 - Quiz
De rotganzen bezoeken Schiermonnikoog in het voorjaar en trekken daarna weldoorvoed naar het noorden om te gaan nestelen. Ze grazen overdag. De hazen wagen zich in die periode pas in de avonduren op de kwelder om te grazen. Wanneer onderzoekers een plek alleen tegen ganzen afschermen, blijken de hazen er overdag vaker te foerageren.
Hoe wordt de relatie tussen hazen en rotganzen op de kwelder genoemd?
A
Commensalisme
B
Competitie
C
Coöperatie
D
Mutualisme
Slide 26 - Quiz
Is deze vleesetende plant autotroof of heterotroof?
A
Autotroof
B
Heterotroof
C
Beide
D
Valt niet af te leiden
Slide 27 - Quiz
Wat is bruto primaire productie?
A
Al het organische materiaal dat niet gedissimileerd wordt in een ecosysteem
B
Alle reactieproducten die ontstaan in een bepaalde soort
C
Al het organisch materiaal dat gebruikt wordt voor de dissimilatie in een ecosysteem
D
Alle biomassa dat gevormd wordt door producenten
Slide 28 - Quiz
De levende organismen in een bepaald gebied vormen samen...
A
... een ecosysteem
B
... een levensgemeenschap
C
... een populatie
D
... een biosfeer
Slide 29 - Quiz
Als je een koe eet, ben je ...
A
... vegetariër
B
... producent
C
... consument eerste order
D
... consument tweede orde
Slide 30 - Quiz
Wanneer je de energiestroom van de producenten naar de consumenten van de 1e orde, en van daar naar de consumenten van de 2e orde, enzovoorts, dan zie je een afname van de hoeveelheid energie in elke volgende laag van de voedselketen hoe verder je stijgt. Wat is hiervoor de verklaring?
A
Er zijn meer producenten dan consumenten van de 1e orde, enzovoorts.
B
In elke keten gaat een groot deel van de energie verloren.
C
De organismen slaan de meeste energie op, en geven weinig door aan de volgende keten.
D
Hoe verder je komt in de voedselketens, hoe groter de organismen worden.
Slide 31 - Quiz
Welke stelling past het best bij een pioniersecosysteem?
A
De aanwezige soorten zijn bestand tegen extreme omstandigheden
B
Hoeveelheid biomassa blijft nagenoeg gelijk
C
Er is hoge mate aan biodiversiteit in het ecosysteem
D
De soortensamenstelling in het ecosysteem is constant
Slide 32 - Quiz
In een rioolwaterzuiveringsinstallatie worden bacteriën gebruikt voor de zuivering van het rioolwater. Welke omzetting van stoffen wil men met deze bacteriële zuivering vooral bereiken?
A
omzetting van anorganische stoffen in andere anorganische stoffen
B
omzetting van organische stoffen in andere organische stoffen
C
omzetting van anorganische stoffen in organische stoffen
D
omzetting van organische stoffen in anorganische stoffen
Slide 33 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met eutrofiëring?
A
Het gebruik van teveel mest waardoor er teveel micro-organismes aanwezig zijn in een ecosysteem
B
De overmaat aan voedingsstoffen in een bodem of water (of lucht)
C
Een ander woord is algenbloei
D
Reducenten die teveel aerobe omzetting doen waardoor er een zuurstoftekort optreedt
Slide 34 - Quiz
Geef een aerobe en anaerobe omzetting van stikstof waar bacteriën een rol bij spelen.