hoofdstuk 31

hoofdstuk 31
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

hoofdstuk 31

Slide 1 - Slide

Vragen
Hoofdstuk 22 t/m 30?

Slide 2 - Slide

Liquiditeitskengetallen
Solvabiliteitskengetallen
Rentabiliteitskengetallen

Slide 3 - Slide

Liquiditeit & Solvabiliteit

Slide 4 - Slide

Liquiditeit versus solvabiliteit
  • Slechte liquiditeit betekent niet automatisch een slechte solvabiliteit 
  • Slechte liquiditeit is bedreigender voor de onderneming dan een slechte solvabiliteit.

Slide 5 - Slide

Current ratio
Kan een onderneming op korte termijn aan verplichtingen voldoen? 




Norm van voldoende liquiditeit wisselt per ondernemingssoort


Slide 6 - Slide

Quick ratio
Kan een onderneming op zeer korte termijn aan verplichtingen voldoen? 




Waarom zou je de voorraad eruit halen?


Slide 7 - Slide

IJzeren voorraad en debiteurenkern
IJzeren voorraad: minimale omvang van de voorraad waarover de onderneming altijd moet kunnen beschikken.  

Debiteurenkern: bedrag wat minimaal altijd onder debiteuren uit zal staan

Worden indien bekend in mindering gebracht op vlottende activa bij berekening current- en quick ratio (zijn in wezen vaste activa)


Slide 8 - Slide

Aandachtspunten beoordeling
  • Zijn debiteuren kredietwaardig?
  • Wat is de looptijd van vlottende activa?
  • Wat is de looptijd van schulden op korte termijn?
  • Welk deel van goederenvoorraad is incourant?
  • Hoe groot is de kredietruimte bij de bank?

Slide 9 - Slide

Belangrijk om te onthouden...
De beoordeling van de liquiditeit heeft een aantal beperkingen:
  1. Een balans is een momentopname
  2. Uit een balans kunnen we niet opmaken op welk tijdstip de betalingen en ontvangsten moeten plaatsvinden
  3. In een balans staat niet hoeveel geld we nog bij de bank kunnen lenen


Slide 10 - Slide

Cashflow 
Cashflow = Resultaat Na Belasting + Afschrijvingen
of
Cashflow = Ingaande geldstroom - uitgaande geldstroom

De cashflow per aandeel: cashflow : aantal geplaatste aandelen


Slide 11 - Slide

Solvabiliteit
De mate waarin een onderneming op lange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen 





ad. 1 en 2: uitkomst 1 is altijd 100% hoger dan uitkomst 2 

Slide 12 - Slide

Solvabiliteitseis
Financiers stellen vaak een solvabiliteitseis. Deze begrenst de leencapaciteit van de onderneming en/ of bepaalt het rentepercentage.  






Slide 13 - Slide

Solvabiliteit
  • Beoordelen of de onderneming aan alle verplichtingen kan voldoen:
  • op basis van 'going concern' : waardering activa volgens de balans (uitgangspunt: de onderneming blijft bestaan)
  • op basis van de liquidatiewaarde: waardering activa tegen executiewaarde (uitgangspunt: de onderneming wordt opgeheven)

Slide 14 - Slide

Rentabiliteit
de verhouding tussen een inkomen en het vermogen dat dit inkomen heeft verdiend.
- Eigen vermogen
- Totale vermogen

Slide 15 - Slide

Rentabiliteit Totaal Vermogen


resultaat voor belasting + interestkosten
RTV = -------------------------------------------------------- x 100%
Gemiddeld TV

( Let op RTVvb: voor belasting en RTVnb: na belasting )

Slide 16 - Slide

IVV

Slide 17 - Slide

REV
.



Aandachtspunten bij opgaven: 
  • Let op verschil met RTV: bij REV nettowinst i.p.v. resultaat voor belasting

Slide 18 - Slide

Samen maken
e31.1

Slide 19 - Slide

Maken in de les/huiswerk
z31.1/z31.2/z31.3/e31.2/e31.3

Slide 20 - Slide