H3 Lezen -Argumentatie

Nederlands
T3A
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
T3A

Slide 1 - Slide

Toets
Gaat over  H3
Nu herhalen onderdeel Lezen

Slide 2 - Slide

Argumentaties - h3
Je kunt:
- onderscheid maken tussen standpunt en argument;
- onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
- een argumentatie weergeven in een blokjesschema. 

Slide 3 - Slide

Argumentatie
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft. 

Slide 4 - Slide

Welke soorten argumenten ken je?

Slide 5 - Open question

Welke argumentatievormen ken je?

Slide 6 - Open question

Een waarderend argument kun je controleren op waarheid.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welk argumentatieschema zie je hier?

Slide 8 - Open question

Welk argumentatieschema zie je hier?

Slide 9 - Open question

Noteer van deze argumentatie het standpunt (S = ...) en het argument (A = ...)

Je moet je vandaag warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.

Slide 10 - Open question

Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quiz

Noteer van deze argumentatie het standpunt (S = ...) en het argument (A = ...)

Die documentaire over het Amazonegebied lijkt me echt iets voor jou. JIj bent immers dol op natuurfilms.

Slide 12 - Open question

Is het argument feitelijk of waarderend?

Jij bent dol op natuurfilms.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 13 - Quiz

Noteer van deze argumentatie het standpunt (S = ...) en het argument (A = ...)

De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.

Slide 14 - Open question

De meeste deelnemers van het Eurovisie songfestival kunnen niet zingen, dus ze kunnen er net zo goed mee stoppen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quiz

Weet je nog?
Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie. Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkend argument

Hoe ziet dat er uit in een schema?

Slide 16 - Slide

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quiz

In een schema

Slide 18 - Slide

Ik wil dit jaar in de zomer graag weer naar Frankrijk, want het is een geweldig vakantieland. Het is er altijd mooi weer en de natuur is er werkelijk prachtig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Quiz

In een schema

Slide 20 - Slide

Nu doen:
Je maakte de opdrachten die bij deze paragraaf hoorden. 
Zijn er opdrachten die nog (opnieuw) moeten? Moet je ze nog nakijken?
Al klaar/ niet nodig? Maak dan de extra opdrachten op Magister.
Ga dan nu aan de slag.


Slide 21 - Slide