DBKT1A T/K4 TIERE GRAMMATIK E

Was lernen wir?
Grammatik: ik kan de regelmatige/zwakke werkwoorden juist vormen/vervoegen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Was lernen wir?
Grammatik: ik kan de regelmatige/zwakke werkwoorden juist vormen/vervoegen.

Slide 1 - Slide

zwakke werkwoorden

  • Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.
  • Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen.

Slide 2 - Slide

werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en

Slide 3 - Drag question

ich
du
er/sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt

Slide 4 - Drag question

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wohne
wohnst
wohnt
wohnt

Slide 5 - Drag question

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 6 - Drag question

het werkwoord wohnen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wohne
wohnst
wohnt
wohnen
wohnt
wohnen

Slide 7 - Drag question

zwakke werkwoorden

  • Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.
  • Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen.

Slide 8 - Slide

Stam van een werkwoord
Hoe vorm je de stam van een werkwoord?

Slide 9 - Slide

stam van een werkwoord
  • Hoe maak je de stam van een werkwoord?
  • -en of -n

  • Voorbeelden

  •  freuen
  • stam = freu-

  • wandern
  • stam = wander-

Slide 10 - Slide

Wat is het stappenplan voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 11 - Open question

Welke regel klopt voor de uitgangen in de tegenwoordige tijd?
A
(fe)estenten
B
(fe)esstenten
C
(fe)esttenten
D
(fe)estentten

Slide 12 - Quiz

Tegenwoordige tijd: machen
ich..
du..
A
ich mache, du macht
B
ich mach, du macht
C
ich mache, du machst
D
ich mach, du machst

Slide 13 - Quiz

Tegenwoordige tijd: wohnen
er ...
wir ...
A
er wohn, wir wohnen
B
er wohnt, wir wohn
C
er wohnt, wir wohnen
D
er wohn, wir wohne

Slide 14 - Quiz

Tegenwoordige tijd: wohnen
ihr ...
Sie ...
A
ihr wohne, sie wohnt
B
ihr wohnt, Sie wohnen
C
ihr wohnt, sie wohnen
D
er wohn, wir wohne

Slide 15 - Quiz

Tegenwoordige tijd - heißen
Wie ___________________ die Affen?

Slide 16 - Open question

Tegenwoordige tijd - wohnen
__________ Sie in einem Dorf?

Slide 17 - Open question

Tegenwoordige tijd - spielen
____________ ihr viel mit den Tieren?

Slide 18 - Open question

Tegenwoordige tijd - besuchen
______ du deine Oma auf dem Bauernhof?

Slide 19 - Open question

Het voltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord van een werkwoord
Hoe maak je het voltooid deelwoord van een  zwak werkwoord?

Slide 21 - Slide

Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekauft

Slide 22 - Quiz

Het voltooid deelwoord van machen
A
gemachtt
B
gemacht
C
macht
D
gemachen

Slide 23 - Quiz

Wat is GEEN voltooid deelwoord?
A
gefunden
B
hören
C
beschrieben
D
gelesen

Slide 24 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 25 - Slide