Oefentoets Voedingstechnologie

Oefentoets Voedingstechnologie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
VoedingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets Voedingstechnologie

Slide 1 - Slide

Welke groep micro-organismen zorgt er onder andere voor dat melk zuur wordt en brood beschimmelt?
A
Nuttige m.o.'s
B
Bederfverwekkende m.o.'s
C
Ziekteverwekkende m.o.'s

Slide 2 - Quiz

Welke soort vetten zijn industrieel gemaakt? Voorbeelden zijn harde margarine, vast frituurvet, bakkersproducten, koek, gebak en gefrituurde snacks.
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten
C
Transvetten

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de drie hoofdtypen macronutriënten die essentieel zijn voor energie en opbouw van het lichaam?

Slide 4 - Open question

Waarom worden additieven aan voedingsmiddelen toegevoegd?

Slide 5 - Open question

Wat zijn de drie belangrijke levensvoorwaarden voor de groei van micro-organismen?
A
Licht, zuurstof en voedingsstoffen
B
Vochtigheid, temperatuur en voedingsstoffen
C
Hoge druk, straling en zuurstof
D
Temperatuur, licht en straling

Slide 6 - Quiz

Welke soort vet vind je vooral in dierlijke producten, zoals roomboter, kaas en melkproducten, chocola en rundvlees.
A
Onverzadigd vet
B
Transvet
C
Meervoudig onverzadigd vet
D
Verzadigd vet

Slide 7 - Quiz

Conserveren is er op gericht om bederf uit te stellen.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 8 - Quiz

Echte voedingsstoffen zijn reukloos
A
Onjuist
B
Juist

Slide 9 - Quiz

Conserveren: kort verhitten tussen de 70 en 75 graden is
A
Sterilliseren
B
Pasteuriseren
C
Ultra hoge temeratuursmethode (UHT)

Slide 10 - Quiz

Het veranderen van de zuurgraad is geen conserveringsmethode
A
Onjuist
B
Juist

Slide 11 - Quiz

Citrusfruit is rijk aan
A
Vitamine A
B
Vitamine B1
C
Vitamine C
D
Vitamine D

Slide 12 - Quiz

Contaminanten in je voedsel kan je voorkomen door
A
de juiste verpakkingsmaterialen te gebruiken.
B
de machines goed schoon te maken voor gebruik.
C
geen kleurstoffen te gebruiken.

Slide 13 - Quiz

Van volkorenpasta ben je langer verzadigd dan van een beschuit
A
Onjuist
B
Juist

Slide 14 - Quiz

De goede eigenschappen van vitamine B1 en C kunnen bij het koken en bakken verloren gaan.
A
Onjuist
B
Juist

Slide 15 - Quiz

Bij eetlust gaat het om
A
de geur en kleur van het voedsel
B
de temperatuur van het voedsel
C
de presentatie van het voedsel
D
zowel A, B en C zijn goed

Slide 16 - Quiz

Eidooier is een natuurlijk(e)
A
stabilisator
B
emulgator
C
onverzadigd vet
D
enkelvoudig koolhydraat

Slide 17 - Quiz

Van micro-nutriënten heb je minder nodig dan van macro-nutriënten
A
Onjuist
B
Juist

Slide 18 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van koolhydraten in onze voeding?
A
Ze helpen bij de spijsvertering
B
Ze dienen als brandstof voor het lichaam
C
Ze zorgen voor de opname van vitaminene
D
Ze versterken het immuunsysteem

Slide 19 - Quiz

Eiwitten hebben als belangrijkste rol
A
Het leveren van bouwstoffen voor groei en herstel
B
Het leveren van energie
C
Het bevorderen van de spijsvertering
D
Het versterken van het immuunsysteem

Slide 20 - Quiz

Welke eigenschap van eiwitten wordt gebruikt bij de bereiding van sauzen en ragouts?
A
Oplosbaarheid
B
Opzwellen
C
Opklopbaarheid
D
Emulgerend vermogen

Slide 21 - Quiz

Welke vitamine is oplosbaar in vet?
A
Vitamine A
B
Vitamine D
C
Vitamine E
D
Vitamine K

Slide 22 - Quiz

Vitamine C (ook wel ascorbinezuur genoemd) is goed voor
A
Bevordering van de eetlust
B
Zorgt voor een goede gezondheid
C
Het reguleert de bloedsuikerspiegel
D
Het zorgt ervoor dat je het niet koud hebt

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een disacharide?
A
Fructose
B
Glucose
C
Lactose
D
Cellulose

Slide 24 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van het gebruik van additieven in voedingsmiddelen?
A
Om de kleur en smaak van voedsel te verbeteren
B
Om de productie te versnellen
C
Om de voedingswaarde van voedsel laag te houden
D
Om voedsel zonder conserveringsmiddelen te maken

Slide 25 - Quiz

Welke van de volgende mineralen is essentieel voor de opbouw van sterke botten en tanden?
A
IJzer
B
Calcium
C
Kalium
D
Magnesium

Slide 26 - Quiz