Periode 2: 1.5 en 1.6 (les 3)

Hoe voel jij je vandaag?
1 / 51
next
Slide 1: Poll
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe voel jij je vandaag?

Slide 1 - Poll

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?

- Korte uitleg: andere maten 

- Korte uitleg: referentiematen

- Werken in je licentie 




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen:
  • Je kent een aantal andere maten, zoals temperatuur, snelheid en geheugenomvang
  • Je kent voorvoegsels bij deze maten
  • Je kan schattingen maken met referentiematen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Maten en voorvoegsels

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Andere maten dan lengte en gewicht

Frequentie
Elektriciteit
Geheugen
Temperatuur
Geld
Snelheid

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is de eenheid van geheugen?
A
Watt
B
Hertz
C
Byte
D
graden Celsius

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de eenheid van elektriciteit?
A
Watt
B
Hertz
C
Volt
D
graden Celsius

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

eenheden van de andere maten
Geheugen: byte

Frequentie: hertz (Hz)            (geluidssnelheid)

Electriciteit: volt (V)                 (denk aan stopcontacten)
Electriciteit: watt (W)               (denk aan je gloeilamp)

Temperatuur
: graden Celsius (°C)


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorvoegsels
Grote getallen worden vaak met voorvoegsels geschreven.

Het woord KILO betekent duizend (1000) 
MEGA wordt gebruikt voor miljoen (1 000 000) 
GIGA wordt gebruikt voor miljard (1 000 000 000)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

 Bij het rekenen gebruiken we vaak voorvoegsels.
Sleep de onderstaande items naar de juiste voorvoegsels.
       kilo
giga
tera
mega
miljoen
9 nullen
biljoen
14.000.000
31.000
miljard
12 nullen
duizend

Slide 10 - Drag question

6-7 correcte antwoorden = 1 punt
8 correcte antwoorden = 2 punten
Voorvoegsels

Kilo 1.000
Mega 1.000.000 
Giga 1.000.000.000
Tera 1.000.000.000.000

Bijvoorbeeld: 1 Megabyte (MB) = 1.000.000 byte

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

pak je rekenkaart
rekentabel  van Geheugen

je ziet de voorvoegsel: kilo, mega, giga ...


Bijvoorbeeld: 1 MegaWatt (MW) = 1.000.000 Watt

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

4 megawatt = .....watt
A
4000W
B
4W
C
4000000W
D
40W

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel Watt is 13,5 MW?
A
13.500.000
B
1.350.000
C
135.000
D
13.500

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

5 gigahertz = ..... hertz
A
5
B
5000000
C
5000
D
5000000000

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

3 terabyte = .... byte
A
3000 000 000 000
B
3000 000
C
3000 000 000
D
3000

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

3,6 GHz = .... hertz
A
3 600 000
B
3 600 000 000
C
3 600
D
36

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

formules & vuistregels

formule om graden Celsius om te zetten naar Fahrenheit


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Graden omzetten naar Farenheit
De temperatuur in Celsius (°C) naar graden Fahrenheit (°F) reken je om met de formule:


aantal graden Fahrenheit = aantal graden Celsius × 1,8 + 32

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel graden Fahrenheit is 20 graden Celsius? (formules staan hiernaast)
A
65
B
66
C
67
D
68

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

In de tabel staan de kook- en smeltpunten van enkele stoffen in graden Celsius.

Hoeveel graden Celsius zit er tussen het smeltpunt en het kookpunt van kwik?
A
396
B
397
C
395
D
393

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Snelheid omrekenen met vuistregel
 De snelheid km/u kan je omrekenen naar m/s met de volgende vuistregel:

km/u : 3,6 = m/s

m/s x 3,6 = km/u

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Snelheid omrekenen met een tabel
Tijdens een reis is de gemiddelde snelheid 80 km/h.
De reis duurt drie kwartier.
Hoeveel kilometer leg je met deze snelheid af?
Afstand in km
80
20
?
Tijd in uur
1
0,25
?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Gebruik van een tabel bij omrekenen snelheid:
A
is mij goed duidelijk
B
snap ik nog niet helemaal maar ik ga eerst zelf oefenen
C
snap ik nog niet, wil graag extra uitleg

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

referentiematen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoe
groot
is
de
beer?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Referentiematen
Doel van deze les: Je kan schattingen maken met referentiematen

Maak eerst zelf schattingen bij de opdracht

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat denk jij hoeveel of hoe groot?
Schrijf dit op en bewaar je antwoorden 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Schattingen
- Een volwassen man is ongeveer ...... m lang
- De hoogte van een deur is ongeveer ......m
- Een verdieping van een gebouw is ongeveer ......m hoog
- Je wandelt ongeveer ..........km/h
- Je fietst ongeveer ...........km/h
- Nederland telt ongeveer ..........miljoen inwoners

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Referentiematen
- Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang
- De hoogte van een deur is ongeveer 2 m
- Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog
- Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h
- Je fietst ongeveer 15 à 18 km/h
- Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Referentiematen inhoud

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Referentiematen
Om schattingen te kunnen maken is het belangrijk bekende aantallen en hoeveelheden te weten. 

Zo’n maat heet een referentiemaat.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Schat de afgelegde afstand na 2 uur fietsen.
A
2 uur x 15 km/u = 30 km
B
2 uur x 10 km/u = 20 km
C
2 uur x 5 km/u = 10 km
D
2 uur x 1 km/u = 2 km

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Schat de afgelegde afstand na 2 uur fietsen

Referentiemaat: je fietst ongeveer 15 km/h.

Dus: 15km/h X 2 uur = 30km

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
A
4 tot 6 km
B
7 tot 8 km
C
1 tot 3 km
D
dat kan je niet weten

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h. 


Dus: na 1 uur wandelen heb je 4 tot 6 kilometer gelopen.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
A
25 km
B
50 km
C
75 km
D
dat kan je niet weten

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel volwassen personen
mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Je staat bij deze paddenstoel. Je ben om 13:45 uur vertrokken vanaf de veerboot. Je loopt naar de Kobbeduinen.
Hoe laat kom je daar ongeveer aan?

A
kwart voor twee
B
kwart over twee
C
kwart voor drie
D
kwart over drie

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Referentiematen inhoud

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Hoe hoog is het gebouw ongeveer?

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
A
4 tot 6 km
B
7 tot 8 km
C
1 tot 3 km
D
dat kan je niet weten

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
Check de referentiemaat in de theorie. 
Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h. 


Dus: na 1 uur wandelen heb je 4 tot 6 kilometer gelopen.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
A
25 km
B
50 km
C
75 km
D
dat kan je niet weten

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
Referentiemaat: je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.


Dus: na 3 uur fietsen heb je tussen de 45 en 54 kilometer afgelegd

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel minuten doe je ongeveer over de
wandeling naar Haaksbergen?
A
25
B
30
C
40
D
50

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een energydrink?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel volwassen personen
mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

werken in licentie

Domein 1: 
1.5: opdracht 1 t/m 9
1.6: opdracht 1 t/m 7

Slide 51 - Slide

This item has no instructions