Periode 2: 1.5 en 1.6 (les 3)

Wat denk jij hoeveel of hoe groot?
Schrijf dit op en bewaar je antwoorden 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat denk jij hoeveel of hoe groot?
Schrijf dit op en bewaar je antwoorden 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

- Korte introductie: 1.5 andere maten 1.6 en referentiematen

- Werken in je licentie 

Slide 2 - Slide

1.5 Andere maten en voorvoegsels
1.6 Referentiematen 
Leerdoelen:
  • Je leert voorvoegsels bij maten
  • Je leert een aantal andere maten, zoals temperatuur, snelheid en geheugenomvang.
  • Je leert schattingen maken met referentiematen

Slide 3 - Slide

Maten en voorvoegsels

Slide 4 - Slide

Voorbeeld andere maten

Frequentie: 1 megahertz (MHz) = 1 000 000 hertz (Hz)

Electriciteit: 1 gigavolt (GV) = 1 000 000 000 volt (V)

Electriciteit: 1 megawatt (MW) = 1 000 000 watt (W)

Geheugen: 1 kilobyte (kB) = 1000 byte

Slide 5 - Slide

nog meer voorbeelden...

Temperatuur: graden Celsius (°C)

Geld: 1 ton = € 100.000,-

Snelheid: kilometer per uur (km/h)
of meter per seconde (m/s)


Slide 6 - Slide

Hoeveel Watt is 13,5 MW?
A
13.500.000
B
1.350.000
C
135.000
D
13.500

Slide 7 - Quiz

5 gigahertz = ..... hertz
A
5
B
5000000
C
5000
D
5000000000

Slide 8 - Quiz

4 megawatt = .....watt
A
4000W
B
4W
C
4000000W
D
40W

Slide 9 - Quiz

3 terabyte = .... byte
A
3000 000 000 000
B
3000 000
C
3000 000 000
D
3000

Slide 10 - Quiz

3,6 GHz = .... hertz
A
3 600 000
B
3 600 000 000
C
3 600
D
36

Slide 11 - Quiz

Graden omzetten naar Farenheit
De temperatuur in Celsius (°C) naar graden Fahrenheit (°F) reken je om met de formule:


aantal graden Fahrenheit = aantal graden Celsius × 1,8 + 32

Slide 12 - Slide

Hoeveel graden Fahrenheit is 20 graden Celsius? (formules staan hiernaast)
A
65
B
66
C
67
D
68

Slide 13 - Quiz

In de tabel staan de kook- en smeltpunten van enkele stoffen in graden Celsius.

Hoeveel graden Celsius zit er tussen het smeltpunt en het kookpunt van kwik?
A
396
B
397
C
395
D
393

Slide 14 - Quiz

Snelheid omrekenen met vuistregel
 De snelheid km/u kan je omrekenen naar m/s met de volgende vuistregel:

km/u : 3,6 = m/s

m/s x 3,6 = km/u

Slide 15 - Slide

Snelheid omrekenen met een tabel
Tijdens een reis is de gemiddelde snelheid 80 km/h.
De reis duurt drie kwartier.
Hoeveel kilometer leg je met deze snelheid af?
Afstand in km
80
20
?
Tijd in uur
1
0,25
?

Slide 16 - Slide

Gebruik van een tabel bij omrekenen snelheid:
A
is mij goed duidelijk
B
snap ik nog niet helemaal maar ik ga eerst zelf oefenen
C
snap ik nog niet, wil graag extra uitleg

Slide 17 - Quiz

Het volgende deel gaat over referentiematen.
Wat is ongeveer de snelheid
in km per uur
als je fietst?

Slide 18 - Mind map

Schat de afgelegde afstand na 2 uur fietsen.
A
2 uur x 15 km/u = 30 km
B
2 uur x 10 km/u = 20 km
C
2 uur x 5 km/u = 10 km
D
2 uur x 1 km/u = 2 km

Slide 19 - Quiz

Referentiematen
Referentiematen zijn bekende aantallen en hoeveelheden. Hiermee kan je schattingen maken.

Voorbeelden:
- Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang.
- De hoogte van een deur is ongeveer 2 m.
- Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog.
- Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h en je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.

Slide 20 - Slide

Referentiematen inhoud

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Hoe hoog is het gebouw ongeveer?

Slide 23 - Slide

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
A
4 tot 6 km
B
7 tot 8 km
C
1 tot 3 km
D
dat kan je niet weten

Slide 24 - Quiz

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 1 uur wandelen?
Check de referentiemaat in de theorie. 
Je wandelt ongeveer 4 à 6 km/h. 


Dus: na 1 uur wandelen heb je 4 tot 6 kilometer gelopen.

Slide 25 - Slide

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
A
25 km
B
50 km
C
75 km
D
dat kan je niet weten

Slide 26 - Quiz

Hoeveel kilometer heb je ongeveer afgelegd na 3 uur fietsen?
Referentiemaat: je fietst ongeveer 15 à 18 km/h.


Dus: na 3 uur fietsen heb je tussen de 45 en 54 kilometer afgelegd

Slide 27 - Slide

Hoeveel minuten doe je ongeveer over de
wandeling naar Haaksbergen?
A
25
B
30
C
40
D
50

Slide 28 - Quiz

Een suikerklontje weegt ongeveer 4 g. Hoeveel suikerklontjes zitten er ongeveer in een energydrink?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 29 - Quiz

Hoeveel volwassen personen
mogen tegelijk in deze lift?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 30 - Quiz

Werken in je licentie
Domein 1 hoofdstuk 5: opdrachten 1 t/m 6
Domein 1 hoofdstuk 6: opdrachten 1 t/m 13

(Huiswerk: maken Domein 1 hoofdstuk 4)

Slide 31 - Slide