* Je kunt omschrijven wat bestuiving is en je kunt de
kenmerken van insectenbloemen en windbloemen noemen.
* Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt
en welke veranderingen er na de bevruchting in het
vruchtbeginsel plaatsvinden.
* Je kunt uit afbeelding van (delen van) planten afleiden hoe de
zaden worden verspreid.