V2 Fictie 23

Welkom V2T

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V2T

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Opening
  2. Lezen
  3. Ruimte in verhalen
  4. Huiswerk bespreken

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

De tijd die voorbijgaat in een verhaal wordt de vertelde tijd genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een verhaal wordt van het begin tot het eind verteld, zonder sprongen terug in de tijd.
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 5 - Quiz

Quizvraag 2: De vertelde tijd van een verhaal geef je weer in:

A
uren, dagen, jaren…
B
regels, pagina’s

Slide 6 - Quiz

Als er een stuk tijd in het verhaal wordt overgeslagen noem je dat een...
A
Tijdsprong
B
Tijdversnelling
C
Tijdvertraging
D
Tijdverdichting

Slide 7 - Quiz

Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 8 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de vertelde tijd in een verhaal?
A
Hoe lang het duurt voordat je een verhaal verteld hebt.
B
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt, dus nu, vroeger of toekomst.
C
De tijd die voorbijgaat in een verhaal.

Slide 9 - Quiz

Doel
Je leert hoe een schrijver spanning creëert met ruimtebeschrijvingen

Slide 10 - Slide

Wat wordt er denk je bedoeld met de ruimte in een verhaal?
A
de ruimte
B
de plek waar het afspeelt
C
de marges in het verhaal
D
het aantal bladzijdes

Slide 11 - Quiz

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt
B
voorwerpen, geluiden en culturen
C
tijdperk, weer en seizoenen
D
gedachten, gevoelens en uiterlijke kenmerken

Slide 12 - Quiz