22HZWA les 4 week 39 proj beroemd hfdltrs intrpctie

Les 4 week 39
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4 week 39

Slide 1 - Slide

Bericht in teams vrijdag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Doel van de les

Je kent de regels voor hoofdletters  en leestekens en kan deze regels ook toepassen 

Slide 6 - Slide


Lees dit...

vandaag hebben we een les nederlands over leestekens dat is natuurlijk heel belangrijk want zonder hoofdletters en punten en kommas gaat het lezen veel moeilijker dat geldt natuurlijk ook voor het duits engels en frans als je bijvoorbeeld naar frankrijk op vakantie gaat moet je af en toe in het frans kunnen schrijven en in je mailtjes naar je docenten zoals meneer geense mevrouw drogendijk of mevrouw van der linden is het van belang om correct nederlands te schrijven

Slide 7 - Slide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 8 - Mind map

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst daarmee ook veel beter begrijpen.

Slide 9 - Slide

Hoofdletters en leestekens theorie
•Bij schrijfexamens kun je door goed en op tijd hoofdletters en leestekens te gebruiken veel fouten vermijden.




Slide 10 - Slide

Hoofdletters en leestekens theorie

Wanneer schrijf je een hoofdletter?


Slide 11 - Slide

1. Aan het begin van een zin:
De volgende dag scheen de zon weer heerlijk.

! Let op uitstel bij: 
's Morgens is hij vaak niet op zijn best. 
's Gravezande is een plaats vlakbij 's Gravenhage (= Den Haag)

Slide 12 - Slide

2. Als je een voornaam of een achternaam schrijft:
Hendrik Jansen was afwezig tijdens de vergadering.
Veel achternamen in het Nederlands kennen voorvoegsels als “de” , “den”, “van”, “van de”, “ter” of “ten”
 Hoe schrijf je die voorvoegsels?
Jan de Vries (staat de voornaam genoemd dan “de” met kleine letter)
J. de Vries (staat de voorletter genoemd dan “de” met kleine letter)
• Meneer De Vries en mevrouw Van der Duin (staat er “meneer/de heer” of "mevrouw" voor dan het 1e voorvoegsel met hoofdletter)


Slide 13 - Slide

3. Bij namen van organisaties, bedrijven, instellingen, politieke partijen 
•  Friese Poort

Shell
Amnesty International
CDA

Slide 14 - Slide

4. Bij historische gebeurtenissen en belangrijke feestdagen 
• de Golfoorlog
• de Eerste Wereldoorlog
• de Franse Revolutie
Koningsdag
Kerstmis (behalve afleidingen zoals eerste kerstdag, paashaas, hemelvaartsvakantie)
Loofhuttenfeest, Suikerfeest

Slide 15 - Slide

5. bij aardrijkskundige namen
Denk aan: dorpen, steden, regio’s, provincies, landen, rivieren en zeeën 
Zwolle
Frankrijk
De Rijn
Noord-Brabant
De Veluwe
Nederlandse
Fransman
IJsselmeer


Slide 16 - Slide

Maar let op! 
Geen hoofdletter bij:

• maanden > juli/september
• seizoenen > herfst, winter
• windstreken > noordoosten
• dagen van de week > vrijdag
• godsdiensten > islam, katholiek
• beleefd aanspreken > u, uw

 

Slide 17 - Slide

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 18 - Quiz

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij namen van rivieren
C
bij namen van seizoenen
D
bij feestdagen

Slide 19 - Quiz

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 20 - Quiz

beste mevrouw vergeer
In de bovenstaande zin moet(en)...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 21 - Quiz

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's


Slide 22 - Slide

PUNT (1)

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 23 - Slide

PUNT (2)

- Na of in sommige afkortingen


d.m.v.  -  m.a.w.  -   i.i.g.

  dhr.  -  mevr.  -   mej.

max.   -  min.  - nr.

Slide 24 - Slide

VRAAGTEKEN

- Na een vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

Slide 25 - Slide

UITROEPTEKEN (1)

Als iemand een heftige
 emotie voelt. 

Bijvoorbeeld wanneer iemand heel blij, boos, bang of verbaasd is.

Ik durf niet naar de tandarts!

Ik ben hier!



Slide 26 - Slide

UITROEPTEKEN (2)

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 27 - Slide

KOMMA

- Maakt een zin overzichtelijker

- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt



Slide 28 - Slide

KOMMA (1)

- Als pauzeteken in een zin


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 29 - Slide

KOMMA (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 30 - Slide

KOMMA (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Samengestelde zin
Van twee zinnen is één zin gemaakt. Een zin heeft dan twee persoonsvormen (dit leer je in leerjaar 2).

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Thuis (af)maken:
  • Grammatica en spelling 2F, H2 Spelling § 2.12 Hoofdletters
  • Bouwstenen 2F, H1 Op reis, § 1.3 schrijven opdracht 1 t/m 5

  • Project beroemd: Opdracht interview (deadline 7 oktober)

Slide 34 - Slide