K2C Lezen hoofdstuk 1,2 en 3


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 1 - Slide

Lezen
Hoofdstuk 1, 2 en 3

Slide 2 - Slide

Wat gaan wij behandelen denk je?

Slide 3 - Slide

Onderdelen
-Onderwerp en deelonderwerpen van een tekst
-Hoofdzaken en bijzaken
- Samenhang in een tekst (signaalwoorden)

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 1
Leerdoel: Je kunt het onderwerp en de deelonderwerpen vinden in een tekst.

Bladzijde 12

Slide 5 - Slide

Uit welke drie onderdelen bestaat een tekst?

Slide 6 - Slide

Wat is een onderwerp?

Slide 7 - Slide

Een goede tekst bestaat uit 
drie delen

- een inleiding
- het middenstuk (kern)
- een slot

Slide 8 - Slide

INLEIDING

- vertelt op een interessante en boeiende manier wat het onderwerp van een tekst is

Slide 9 - Slide

MIDDENSTUK (KERN)

- bestaat vaak uit meerdere alinea's
- vertelt in elke alinea iets nieuws over het onderwerp
- elke alinea kan een tussenkopje hebben

Slide 10 - Slide

SLOT

- dit is de afronding van de tekst
- hierin staat de conclusie, de hoofdgedachte of een samenvatting met de belangrijkste zaken op een rij

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

ONDERWERP
Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
Dit noem je het onderwerp van een tekst.
Lees de tekst eerst oriënterend 
en stel dan de vraag: 
Waarover gaat de hele tekst?

Slide 13 - Slide

DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 14 - Slide

DEELONDERWERPEN
Als je heel snel wilt weten wat de deelonderwerpen in een tekst zijn, dan lees je een tekst globaal.

Bij globaal lezen lees je alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Huiswerk
Les 1: opdracht 1 en 2 op blz. 12 t/m. 14

Les 2: opdracht 3 en 4 op blz. 15 en 16

Klaar? Opdracht 5 maken!

Slide 17 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 18 - Slide

Boek uitzoeken
Voor volgende week donderdag (17 Nov) heeft iedereen een boek uitgekozen voor de fictieopdracht.

Fictieopdracht staat onder studiewijzers.

Elke Nederlands les heb je je boek bij je!

Slide 19 - Slide

Hoofdstuk 2
Leerdoel: Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.


Bladzijde 38

Slide 20 - Slide

Hoofdzaken
De belangrijkste informatie in een tekst noem je de hoofdzaken
Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

De hoofdzaken van een tekst vind je in de inleiding en/of het slot
Ook iedere alinea heeft een hoofdzaak. Deze vind je in de eerste of laatste zin.

De lay-out (opmaak) van de tekst helpt je ook om de hoofdzaken te vinden. Let op vetgedrukt, of andere kleuren



Slide 21 - Slide

Bijzaken
De niet zo belangrijke zaken in een tekst noem je de bijzaken
Dit zijn bijvoorbeeld:
  • Voorbeelden en extra uitleg
  • Maakt de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen.
Vooral in de alinea's in het middenstuk vind je voorbeelden en extra uitleg

Slide 22 - Slide

Teksten met meer alinea's


- elke alinea heeft een eigen 

   hoofdzaak, want de schrijver 

   wil in elke alinea iets vertellen


- de rest van de zinnen zijn 

   bijzaak

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Huiswerk
Les 1: opdracht 1 en 2 op blz. 39 t/m. 41

Les 2: opdracht 3 en 4 op blz. 41 t/m 43

Klaar? Opdracht 5 maken!

Slide 25 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, IPad).
  • Mijn telefoon zit in mijn tas.
  • Mijn oortjes zijn uit.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik eet of drink niet meer.

Slide 26 - Slide

Hoofdstuk 3
Leerdoel: Je kunt opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden

Bladzijde 64

Slide 27 - Slide

Signaalwoorden
Geven aan op welke manier woorden, zinnen of alinea's met elkaar samenhangen.

Deze samenhang heet tekstverband.

Slide 28 - Slide

Tekstverbanden
Er zijn veel verschillende soorten tekstverbanden. Jullie moeten er twee kennen.

1. Opsommend verband
2. Tegenstellend verband

Slide 29 - Slide

Opsommend verband
Geven een opsomming aan. 

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder en tenslotte.

Slide 30 - Slide

Tegenstellend verband
Geeft aan dat er zaken worden genoemd die het tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant ... aan de andere kant.

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Les 1: opdracht 1 en 2 vanaf blz. 65

Les 2: opdracht 3 en 4 vanaf blz. 67

Klaar? Lezen in je leesboek

Slide 32 - Slide