wk 13: betr.vnw, oefenen voor 1-toets 2N

Lezen in je leesboek 
timer
7:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen in je leesboek 
timer
7:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen deze les:
  • Je kent pers.vnw/bez.nw/vr.vnw/aanw.vnw/ wederkerend.vnw / wederkerig.vnw
  • Je herkent het betrekkelijk voornaamwoord
  • Je oefent voor de 1-toets voor volgende week en stelt vragen over lastige woordsoorten.

Slide 2 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Afkorting: aanw.vnw
Er zijn 4 aanwijzende voornaamwoorden: dit/deze/dat/die

Kun je het woord aanwijzen op het
moment dat je het uitspreekt? 

Voorbeeld 1: Die koe wordt straks gemolken. --> kan wel
Voorbeeld 2: De koe die daar staat, wordt straks gemolken. --> kan niet

Slide 3 - Slide

Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden? 
  1. Het meisje dat daar loopt is mijn zus. 
  2. Ik heb die kast gekregen van deze buurvrouw.
  3. Waarom heeft zij dit mooie schilderij voor zo weinig geld verkocht? 
  4. Heb je dat zojuist kapot gemaakt of was het al kapt? 
  5. Mijn vriend, die daar loopt, kan deze docent niet uitstaan.

Slide 4 - Slide

Antwoorden:
Het meisje dat daar loopt is mijn zus.  (geen)
Ik heb die kast gekregen van deze buurvrouw.
Waarom heeft zij dit mooie schilderij voor zo weinig geld verkocht? 
Heb je dat zojuist kapot gemaakt of was het al kapt? 
Mijn vriend, die daar loopt, kan deze docent niet uitstaan.

Slide 5 - Slide

Vragende voornaamwoorden
Afkorting: vr.vnw
Er zijn 4 vragende voornaamwoorden: wie/wat/welke/wat voor(een)

Vaak staan deze woorden aan het begin van een vraagzin, maar niet altijd!

Slide 6 - Slide

Wat zijn de vragende voornaamwoorden? 
1. Welke t-shirts heeft de voetbalclub ingekocht?
2. Weet jij wie de nieuwe directeur van dit bedrijf wordt?
3. Waarom stel jij altijd zoveel vragen?
4. Wat heb jij voor haar verjaardag gekocht? 
5. Ik wil graag weten wat voor een onderwerp jij hebt gekozen voor je eindpresentatie. 

Slide 7 - Slide

Wat zijn de vragende voornaamwoorden? 
1. Welke t-shirts heeft de voetbalclub ingekocht?
2. Weet jij wie de nieuwe directeur van dit bedrijf wordt?
3. Waarom stel jij altijd zoveel vragen? (geen)
4. Wat heb jij voor haar verjaardag gekocht? 
5. Ik wil graag weten wat voor een onderwerp jij hebt gekozen voor je eindpresentatie. 

Slide 8 - Slide

We bekijken enkele presentaties over het wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Wat gaat er goed en waar moeten we nog even mee oefenen? 

Slide 9 - Slide

Opdracht betrekkelijk voornaamwoord

Ga naar drive --> digitale lessen --> betrekkelijk voornaamwoord.

Blauwe groep: lees de instructietekst in dit document + maak een aantekening.
Gele groep: Bekijk de link in dit document + maak een aantekening.

Maak nu de oefening in dia 11 en kijk na met dia 12


Slide 10 - Slide

Noteer de betrekkelijke voornaamwoorden

1. Het meisje dat daar loopt, is mijn zusje.
2. De Efteling was fantastisch. Echt iets wat je een keer moet meemaken!
3. Wanneer heb je die kat die elke keer bij de buren komt voor het laatst gezien?
4. In welke auto rijdt jouw broer? In een model dat iedereen heeft?
5. Morgen zal Patrick je wat van deze pennen geven, zodat je voorlopig in je schrift dat nog erg leeg is, aantekeningen kunt schrijven. 

Slide 11 - Slide

Noteer de betrekkelijke voornaamwoorden (antwoorden)

1. Het meisje dat daar loopt, is mijn zusje.
2. De Efteling was fantastisch. Echt iets wat je een keer moet meemaken!
3. Wanneer heb je die kat die elke keer bij de duren komt voor het laatst gezien?
4. In welke auto rijdt jouw broer? In een model dat iedereen heeft?
5. Morgen zal Patrick je wat van deze pennen geven, zodat je voorlopig in je schrift dat nog erg leeg is, aantekeningen kunt schrijven. 

Slide 12 - Slide

Het hondje (dat) daar loopt is van mijn oma.

Slide 13 - Open question

Het peutertje heeft (zich) de hele ochtend vermaakt met lego.

Slide 14 - Open question

Noteer het betr.vnw.
Je kunt daar elke kleur aan geven die je wilt.

Slide 15 - Open question

Waarom hebben zij (elkaar) het leven zo zuur gemaakt?

Slide 16 - Open question

"Kun jij de uitleg (die) ik net heb gegeven even herhalen?", vroeg de docent.

Slide 17 - Open question

Kun jij (die) pen (die) daar ligt even aangeven? (zet een spatie tussen je antwoorden)

Slide 18 - Open question

Opdrachten maken + oefenen voor de 1-toets

  1. Oefen met de opdrachten die je per mail op dinsdag 21 maart hebt ontvangen.
  2. Maak een samenvatting van de onderstaande woordsoorten.
  3. Kom voor extra uitleg naar je docent


1-toets gaat over:  aanw.vnw / vr.vnw / wederkerend.vnw / wederkerig/ pers.vnw / bez.vnw (1-toets volgende les)

Slide 19 - Slide