Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
Het meisje dat daar loopt is mijn zus.
Ik heb die kast gekregen van de buurvrouw.
Waarom heeft zij dit mooie schilderij voor zo weinig geld verkocht?
Heb je dat zojuist kapot gemaakt of was het al kapt?
Mijn vriend, die daar loopt, kan deze docent niet uitstaan.