TC A2 2.15 de voltooide tijd - onregelmatig

TC A2 2.15 de voltooide tijd - onregelmatig
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TC A2 2.15 de voltooide tijd - onregelmatig

Slide 1 - Slide

Lees de tekst.
Kijk naar de werkwoorden:
- Zet een streep onder de vorm van hebben of zijn.
- Zet een rondje om alle werkwoorden in de voltooide tijd.

Slide 2 - Slide

Hoe was je weekend?
Ik ga je vertellen wat ik dit weekend allemaal heb gedaan.
Op zaterdag heb ik de was gedaan en daarna ben ik naar de winkels gelopen. Ik heb brood en groente gekocht. Daarna ben ik naar het huis van mijn vriendin gegaan. We hebben samen thee gedronken, cake gegeten en gepraat. 
Op zondag ben ik begonnen in een nieuw boek. Ik heb twee uur gelezen, en de kat heeft op mijn schoot geslapen. Mijn ouders zijn op bezoek geweest, dat was gezellig. Mijn kinderen zijn op zondag thuis gebleven. Zij hebben lang geslapen en  Formule 1 gekeken op de televisie.

Slide 3 - Slide

Hoe was je weekend?
Ik ga je vertellen wat ik dit weekend allemaal heb gedaan.
Op zaterdag heb ik de was gedaan en daarna ben ik naar de winkels gelopen. Ik heb brood en groente gekocht. Daarna ben ik naar het huis van mijn vriendin gegaan. We hebben samen thee gedronken, cake gegeten en gepraat
Op zondag ben ik begonnen in een nieuw boek. Ik heb twee uur gelezen, en de kat heeft op mijn schoot geslapen. Mijn ouders zijn op bezoek geweest,  gezellig! Mijn kinderen zijn op zondag thuis gebleven. Zij hebben lang geslapen en  Formule 1 gekeken op de televisie.

Slide 4 - Slide

Let op!
                
 Sommige werkwoorden zijn onregelmatig. Je kunt SoFTKeTCHuP dan niet gebruiken. Er is geen regel
Je moet het voltooid deelwoord van onregelmatige werkwoorden onthouden.




X

Slide 5 - Slide

Onregelmatige werkwoorden - 1
                denken - gedacht - Ik heb vandaag aan je gedacht.
                doen - gedaan - Wat heb je vandaag gedaan?
                drinken - gedronken - Zij hebben koffie gedronken.
                eten - gegeten - Jij hebt veel gegeten.
                hebben - gehad -  Wij hebben een leuke vakantie gehad.
                kijken - gekeken -   Hij heeft TV gekeken.
           

Slide 6 - Slide

Onregelmatige werkwoorden - 2
                kopen - gekocht - Ik heb een boek gekocht.
                krijgen - gekregen - Jullie hebben bloemen gekregen.
                lezen - gelezen - Wij hebben de brief gelezen.
                lopen - gelopen - Hoeveel kilometer heb jij gelopen?
                schrijven - geschreven -  Hij heeft een brief geschreven.
                zien - gezien -   Zij hebben nog nooit sneeuw gezien.
           

Slide 7 - Slide

We gaan oefenen

Slide 8 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van denken?

Slide 9 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van drinken?

Slide 10 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van kopen?

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van eten?

Slide 12 - Open question

Het hulpwerkwoord zijn
* Meestal is het  hulpwerkwoord hebben . Maar soms gebruiken we het werkwoord zijn
Ik ben .....
                      Ik ben met mijn studie begonnen.
                      Hij is dit jaar gegroeid.
                      Wij zijn gisteren naar de film geweest.


Slide 13 - Slide

Het hulpwerkwoord zijn
Jij (je)
bent
gegroeid
U
bent
gegroeid
Hij/ zij (ze) / het
is
gegroeid
Wij (we) 
zijn
gegroeid
Jullie 
zijn
gegroeid
Zij (ze)
zijn
gegroeid

Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je zijn?
* Bij werkwoorden die een verandering aangeven zoals: 
groeien, veranderen, sterven, verhuizen. 
                   We zijn gegroeid.                Hij is veranderd
                    Zij is gestorven.                   Wij zijn verhuisd.

* Als er naar in de zin staat:  
                               Wij zijn naar Haarlem gefietst.

Slide 15 - Slide

Wanneer gebruik je zijn?
                        Sommige werkwoorden krijgen altijd zijn:
                        zijn -              Ik ben naar Frankrijk geweest.
                        komen -      Jij bent naar Nederland gekomen.
                        beginnen - De les is begonnen.
                        worden -     Wij zijn ziek geworden.
                        gaan -           Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
                        blijven -        Ze zijn in Nederland gebleven.

Slide 16 - Slide

We gaan oefenen

Slide 17 - Slide

Ik ... een mooie film gezien.

A
heb
B
ben

Slide 18 - Quiz

Ik ... gisteren naar de kerk geweest.
A
heb
B
ben

Slide 19 - Quiz

... jij al een koekje gehad?
A
Heb
B
Ben

Slide 20 - Quiz

De cursus ... gisteren begonnen
A
heeft
B
is

Slide 21 - Quiz

oefenen
Maak de opdrachten in je boek bij 2.15 
Klaar? Maak de puzzel en oefen het onregelmatig voltooid deelwoord

Slide 22 - Slide