Herhaling zinsdelen

Herhaling grammatica zinsdelen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling grammatica zinsdelen

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen
Op het bord zie je de timer.

Leest er iemand niet?
De timer start opnieuw!

Veel plezier!
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van de les:

Hebben we alle onderdelen van grammatica zinsdelen herhaald.

Slide 3 - Slide

Welke onderdelen hebben we gehad?

Persoonsvorm (tijdproef)
Werkwoordelijk gezegde (werkwoord)
Onderwerp
Verdelen in zinsdelen (bouwplan)

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
1. Zet de zin in de andere tijd.
2. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

Ik loop naar school.
Ik liep naar school.

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
Elke les moeten wij tien minuten lezen.
A
Elke les
B
moeten
C
wij
D
lezen

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Wat is jouw favoriete vak?
A
Wat
B
is
C
jouw favoriete
D
vak

Slide 7 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Let op! De persoonsvorm hoort er dus ook bij!

Wij lopen naar school.
Elke dag moeten wij naar school lopen.
Wij zijn gisteren naar school gelopen.

Slide 8 - Slide

Wat is het wwg?
Ik zal echt mijn best doen op de toets.
A
zal
B
zal doen
C
ik zal
D
zal best doen

Slide 9 - Quiz

Wat is het wwg?
Zullen we morgen samen fietsen?
A
Zullen
B
we morgen
C
zullen fietsen
D
zullen morgen fietsen

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp
Het onderwerp is datgene die de handeling uitvoert.

Wij lopen naar school.
Wij laten de hond uit.
Zij lachen ons uit.

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp?
Elke dag moeten we veel boeken sjouwen.
A
Elke dag
B
moeten
C
we
D
veel boeken sjouwen

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De hond wordt door ons uitgelaten.
A
De hond
B
wordt uitgelaten
C
door ons
D
ons

Slide 13 - Quiz

Zinsdelen
We verdelen de onderstaande zinnen samen in zinsdelen.

De hond wordt uitgelaten door ons.

Elke dag maken wij snel huiswerk in ons boek.

Slide 14 - Slide

Oefenen zinsdelen
Schrijf onderstaande zinnen over.
Verdeel de zinnen in zinsdelen.

1. Wij bakken in het weekend een taart.
2. Mijn oom en tante zijn in Apeldoorn op vakantie.
3. Lisa en Laura zijn ook boos geworden.

Slide 15 - Slide

Bouwplan
Een zin kan je uitbreiden, kijk naar de volgende zin.


Wie
ww
wanneer
waar
waarheen
Ik
loop
morgen
op straat
naar mijn vriendin

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
  • Je maakt opdracht 7 (vraag 1 en 2) op blz. 269
  • Je mag fluisterend overleggen met je buurman/buurvrouw.
  • Kijk je opdrachten ook na.
  • Heb je iets af? Laat het aftekenen.

Slide 17 - Slide