1E ma 27 feb oefentoets LEZEN

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Als je 

binnenkomt:

BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?

BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?

HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?

ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?

STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 

BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

HOE WAS HET?

Welke gebeurtenissen kan je opnoemen waar iedereen het over heeft?

Programma vandaag

1. Vakantieopdracht bespreken - OBA + 10 minuten lezen

2. Kennis opfrissen 3.3. en 4.3

3. Oefentoets maken voor proefwerk donderdag 

4. Lesafsluiting

Lesdoel: na deze les weet je welke stof je voor de toets moet kennen

Vakantieopdracht:

Leen een fictieboek bij de Openbare Bibliotheek Amsterdam.

Over dit fictieboek ga je in periode 4 een boekpresentatie maken. 

Nog geen lid? WORDT LID! 

Lid zijn is gratis, en je kan er in je hele schooltijd gebruik van maken. 

Welke boek kiezen? De boeken die bij 'lezen voor de lijst' horen zijn landelijk gekozen boeken die scholieren op middelbare scholen lezen. 

Ze zijn dus van de juiste kwaliteit. 

HET MAAKT NIET UIT WELK BOEK JE KIEST, ALS HET MAAR UIT 'Lezen voor de lijst' KOMT. 

Donderdag proefwerk

H3.3. en 4.3

H3.3 leerdoelen 

Gebruik je boek (H3.3.) en beantwoord de volgende vragen in je schrift:

1. Wat is een tekstdoel?

2. 

3. Wat zijn hoofdzaken?

4. Wat zijn bijzaken?

5. Welke signaalwoorden geven een tegenstelling aan?

H4.3 Leerdoelen

Gebruik je boek (H4.3.) en beantwoord de volgende vragen in je schrift:

1. Waaraan herken je een alinea? Noem drie dingen.

2. Hoe weet je dat het tekstdoel informeren is?

3. Hoe weet je dat het tekstdoel amuseren is?

4. Waaraan herken je instructies?

5. Maak twee zinnen met daarin verwijswoorden. 

6. Maak een zin met een signaalwoord die een tijdsvolgorde aangeeft. 

Oefentoets

Werk zelfstandig en stil.

Je mag je boek gebruiken als je iets wil opzoeken. 

Morgen bespreken we de toets in de les. Zorg dus dat je het thuis afmaakt. 

Evaluatie

• Wat moet je kunnen voor de toets donderdag?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?