Benoem de persoonsvorm, zet zinsdeelstrepen, benoem het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het naamwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Let op: de bijvoeglijke bepaling hoeft nog niet!
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling:
is geen apart zinsdeel, maar komt binnen een zinsdeel voor;
zegt iets over het ZN in dat zinsdeel;
kan uit één woord bestaan, maar ook uit meerdere.
Bijvoorbeeld:
Het huis van de buren is erg mooi geworden.
De snackbar op de hoek heeft smerige ramen.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Wat is de bijvoeglijke bepaling? De slaapkamer van het meisje is roze.
A
van het meisje
B
van het meisje, roze
C
roze
Slide 18 - Quiz
Wat is de bijvoeglijke bepaling? Haar fiets staat in de grote fietsenstalling.
A
haar
B
grote
C
haar, grote
Slide 19 - Quiz
Wat is de bijvoeglijke bepaling? Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.
A
klein
B
klein, in de Atlantische Oceaan
C
in de Atlantische Oceaan, Zweedse
D
klein, in de Atlantische Oceaan, Zweedse
Slide 20 - Quiz
Wat is de bijvoeglijke bepaling? Mijn tante zorgt voor de kat van de buren.