Les 4 - Lezen H2: Verwijswoorden

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Boek, schrift en pen op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Lesplanning
- Stukje lezen
- Lesdoel
- Herhaling tekstdoelen
- Voorkennis: wat weten jullie al?
- Theorie
- Opdrachten
- Opdrachten bespreken

Slide 3 - Slide

Lezen!

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les...
... kun je uitleggen wat verwijswoorden zijn

Slide 5 - Slide

Welke tekstdoelen ken jij nog?

Slide 6 - Mind map

Tekstdoelen
Tekstdoel
De schrijver wil...
Voorbeelden (tekstsoorten)
Informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp
- nieuwsbericht
- handleiding

Activeren/ overhalen
dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt
- advertentie 
- uitnodiging voor een feest

Amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van teksten
- leesboek
- stripverhaal

Slide 7 - Slide

Reclame

Slide 8 - Slide

Reclame: overtuigen/activeren

Slide 9 - Slide

Leesboek

Slide 10 - Slide

Leesboek: amuseren

Slide 11 - Slide

Nieuwsbericht

Slide 12 - Slide

Nieuwsbericht: informeren

Slide 13 - Slide

Bekijk de onderstaande teksten
Beyza en Samira lopen naar huis. Beyza en Samira zijn net klaar met school. In de vrije tijd van Beyza en Samira vinden Beyza en Samira het leuk om te gaan wandelen. 
Beyza en Samira lopen naar huis. Zij zijn net klaar met school. In hun vrije tijd vinden zij het leuk om te gaan wandelen. 

Slide 14 - Slide

Hoe noem je deze woorden?
Beyza en Samira lopen naar huis. Beyza en Samira zijn net klaar met school. In de vrije tijd van Beyza en Samira vinden Beyza en Samira het leuk om te gaan wandelen. 
Beyza en Samira lopen naar huis. Zij zijn net klaar met school. In hun vrije tijd vinden zij het leuk om te gaan wandelen. 

Slide 15 - Slide

Verwijswoorden
Gebruik het juiste verwijswoord:

het-woorden                        -> het, zijn, dit, dat
de-woorden (mannelijk) -> hij, hem, zijn, die, deze
de-woorden (vrouwelijk)-> zij/ze, haar, die, deze
meervoud                              -> zij/ze, hen, hun, die, deze

Slide 16 - Slide

Verwijswoorden: voorbeeld
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud

Het boek dat ik moet lezen, is veel te dik

Komen jullie vrienden ook? Nee, die komen niet


Slide 17 - Slide

Verwijswoorden: voorbeeld
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud

Het boek dat ik moet lezen, is veel te dik

Komen jullie vrienden ook? Nee, die komen niet


Slide 18 - Slide

Hoe weet je naar welk woord het verwijswoord verwijst?
Stel een vraag dat begint met Wie, Wat, Waar of Welk(e)

1. Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud
Wie loopt mank? - onze hond

Het boek dat ik moet lezen, is veel te dik
- Wat moet ik lezen? - het boek

Komen jullie vrienden ook? Nee, die komen niet
- Wie komen? - jullie vrienden

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
H2 Lezen 
Blz. 60
Opdracht 8, 9 en 10
Hoe
Werkblad + schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Nakijken
timer
5:00

Slide 20 - Slide