meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom T2A

Pak alvast je boeken voor je!

Today's planning:

De planning van vandaag:

- Herhaling meewerkend voorwerp

- (Af)maken opdrachten + huiswerkcheck 

- Afsluiting

Heeft er nog iemand Katvis mee?

Ma 14 feb toets zinsdelen en woordsoorten

Lesdoel

- Je leert over het meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp (mv)

Je kent nu de pv, ow, wg en lv. In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is of aan wie iets gegeven wordt.

Een mv kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kan je het er vaak wel voor zetten. Als het wel  met aan begint, kun je dit ook weglaten.

Zo vind je het meewerkend voorwerp

1. Noteer persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.

2. Stel de vraag: Aan wie + wg + ow + lv? Het antwoord is het meewerkend voorwerp/

3. Controleer ten slotte of je aan kunt weglaten of kunt toevoegen. 

Zonet heeft de ober ons onze drankjes gebracht.

Noteer:

PV = 

OW= 

WG = 

LV = 

MV = 

Antwoord

PV = heeft

OW= de ober

WG = heeft gebracht

LV = onze drankjes

MV = ons

Aan de slag

Maak: 

- Opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 80
- Opdracht 1 t/m 3 + 5 op bladzijde 106.

Dit moet maandag af zijn!

Klaar? Kijk je werk na (antwoorden staan op Classroom)

Is het lesdoel behaald?

- Je leert over het meewerkend voorwerp

Heeft er iemand nog een vraag over het werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp?

Zin:

In de vakantie kochten we elke dag een chocoladebroodje.

Zet in zinsdelen:
"De zakenman heeft zijn kunstverzameling uitgeleend".

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 

De persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 

wie/wat + gez. + onderwerp = lijdend voorwerp

Wie of wat

+

gez.

+

lijdend voorwerp

onderwerp

=

Lezen in leesboek

Kies deze week leesboek 3 en geef je titel door! Je kan dit naar mij toe mailen. 

Neem vanaf volgende week elke week dit boek mee!

Welke woordsoorten ken jij allemaal?
Schrijf alle woordsoorten op die je kent.

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. lw

Benoem de woordsoorten:
Hij sprong ver naast die sloot.

'Naast' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. vz

Benoem de woordsoorten:
De nieuwe docent gaf gelijk een toets

'Nieuwe ' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. vz

Benoem de woordsoorten:
Het feestje van gisteren was echt super leuk.

'Feestje' is

1. zn
2. ww
3. bn
4. lw

Aan de slag.

Maak: H2 woordsoorten (blz. 54)

Opd. 1 t/m 4