T2A: woensdag 2 februari

Taalverzorging H4
Meewerkend voorwerp 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taalverzorging H4
Meewerkend voorwerp 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Today's planning:
De planning van vandaag:
- Bespreken huiswerk

- Nieuw lesdoel

- Uitleg

-Aan de slag

-Controle lesdoel



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
- Je kunt het meewerkend voorwerp vinden in een zin.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het meewerkend voorwerp (mv)
 In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is of aan wie iets gegeven wordt.

Een mv kan beginnen met aan, maar dat hoeft niet. Als het niet met aan begint, kan je het er vaak wel voor zetten. Als het wel  met aan begint, kun je dit ook weglaten.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Noteer persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan wie + wg + ow + lv? Het antwoord is het meewerkend voorwerp/
3. Controleer ten slotte of je aan kunt weglaten of kunt toevoegen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zonet heeft de ober ons onze drankjes gebracht.
Noteer:
PV = 
OW= 
WG = 
LV = 
MV = 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
PV = heeft
OW= de ober
WG = heeft gebracht
LV = onze drankjes
MV = ons

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Je maakt opdracht 3 t/m 5 (blz. 106)

15 min werk je in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek totdat de Kahoot begint


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Is het lesdoel behaald?
- Je leert over het meewerkend voorwerp


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Link

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Zin:

In de vakantie kochten we elke dag een chocoladebroodje.


Zet in zinsdelen:
"De zakenman heeft zijn kunstverzameling uitgeleend".

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
De persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + gez. + onderwerp = lijdend voorwerp
Wie of wat
+
gez.
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lezen in leesboek
Kies deze week leesboek 3 en geef je titel door! Je kan dit naar mij toe mailen. 

Neem vanaf volgende week elke week dit boek mee!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke woordsoorten ken jij allemaal?
Schrijf alle woordsoorten op die je kent.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Hij sprong ver naast die sloot.

'Naast' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
De nieuwe docent gaf gelijk een toets

'Nieuwe ' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
vz

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de woordsoorten:
Het feestje van gisteren was echt super leuk.

'Feestje' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag.

Maak: H2 woordsoorten (blz. 54)
Opd. 1 t/m 4   

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions