This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Argumentatiestructuren (10.5)
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les:
Kun je onderscheid maken tussen enkelvoudige, onderschikkende en nevenschikkende argumentatie.
Kun je een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
Kun je verschillende soorten argumentatie opzetten.
Slide 2 - Slide
"De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 3 - Quiz
"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 4 - Quiz
Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.
C
Er is geen verschil, dit is het zelfde.
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Start theorie argumentatie
blokjesschema's
Slide 7 - Slide
3 vormen van argumenteren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Combinatie van onder- en nevenschikking
Slide 8 - Slide
Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen.
= blokjesschema / boomstructuur
Slide 9 - Slide
Argumentatiestructuren (1)
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Slide 10 - Slide
Argumentatiestructuren (2)
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.
Slide 11 - Slide
Argumentatiestructuren (3)
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 12 - Slide
Argumentatiestructuren (4)
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie: Standpunt wordt onderbouwd door meerdere argumenten die geen relatie hebben
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Slide 13 - Slide
Argumentatiestructuren (5)
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie: argumenten zijn samen nodig om het standpunt te ondersteunen. Los van elkaar zijn ze niet sterk genoeg.
Heel Nederland heeft last gehad van het slechte weer
In het noorden was veel schade door de wind.
In het zuiden was vooral wateroverlast.
Slide 14 - Slide
Oefenen
Slide 15 - Slide
Standpunt
Argument 1
Argument 2
De rekening was belachelijk hoog
De volgende keer nemen we een andere loodgieter
We hebben uren zitten wachten voordat hij er was
Slide 16 - Drag question
Deze argumentatie noem je
A
Enkelvoudig
B
Onderschikkend
C
Nevenschikkend
D
Combinatie neven- en onderschikkend
Slide 17 - Quiz
Standpunt
Argument 1
Argument 2
Veel scholieren zijn verslaafd aan hun mobieltje
Mobiele telefoons zouden verboden moeten worden voor jongeren.
Nederlandse scholieren zitten gemiddeld ruim drie uur per dag op hun mobieltje