Argumentatie

Vandaag
  • Herhaling argumentatie



Waarom: examenvaardigheden & troublespeech
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vandaag
  • Herhaling argumentatie



Waarom: examenvaardigheden & troublespeech

Slide 1 - Slide


Standpunt = stelling/mening
Argument = waarmee je jouw standpunt kunt onderbouwen

Slide 2 - Slide

Voorbeeld
De meeste politici zijn niet te vertrouwen, dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen.

Wat is het standpunt?
Wat is het argument?
Voor of achter het standpunt?
Feitelijk (objectief) of waarderend (subjectief) argument?

Slide 3 - Slide

Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, aangezien en immers.

Slide 4 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 5 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt ---> Afhankelijk en onafhankelijk 



Slide 6 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 7 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 8 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 9 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 10 - Slide

drogredenen
= een uitspraak die logisch lijkt....


..... maar dat niet is

Slide 11 - Slide

drogredenen
  • autoriteitsargument
  • vals dilemma
  • overhaaste generalisatie
  • verkeerde vergelijking
  • persoonlijke aanval 

Slide 12 - Slide

drogredenen
  • ontduiken van de bewijslast
  • de cirkelredenering 
  • vertekenen van het standpunt
  • bespelen van het publiek 

Slide 13 - Slide

Oefenen
Maak de argumentatieve vragen van het examen

We bespreken straks de antwoorden

Slide 14 - Slide