Cap 2 - les 2 + 3

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Hola y bienvenidos!

EN CAMINO

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________

el _____(datum)__________

de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Plan de clase

• discutir la prueba
• corregir los deberes 1,2,3,4
• Capítulo 2: En camino.
  => verbo ESTAR + regelmatige ww

• deberes

Lesdoel: 

1. We leren het ww ESTAR

2. We leren ww vervoegen in de tt

Les in twee delen 

Hoe vond je la prueba gaan?

😒🙁😐🙂😃

Verbeterpunten: vocabulario

En...welk ww voor leeftijd?

Verbeterpunten: lidwoorden

Verbeterpunten: Frases Clave

Reflectie:
1. Wat ging er goed?
2. Waar kan ik nog extra aandacht aan besteden?
3. Hoe ga ik dit aanpakken voor een volgende repetitie?

Controlar los deberes

ejercicio 1 t/m 4

Welke woorden over de weg wijzen/onderweg zijn/wonen/gebouwen ken je al?

Fuente B: En el centro

Ejercicio 6, p. 35

Escuchamos la conversación y respondemos las preguntas

1) Estudiar:

- vocabulario 2.1 y 2.2

2) Hacer:

- ejercicio 7 y 8

Los deberes para 

la próxima clase

¡Hola y bienvenidos!

EN CAMINO

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________

el _____(datum)__________

de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Plan de clase

• corregir los deberes 7,8,9, 11, 12bc
• Capítulo 2: En camino.
  => verbo ESTAR + ww

• deberes

Lesdoel: 

1. We leren het ww ESTAR

2. We leren ww vervoegen in de tt

Les in twee delen 

Control de los deberes

• corregir los deberes 7,8,9, 11, 12bc

Les in twee delen 

(yo) estoy

(tú) estás

(el, ella, usted) está

(nosotros/as) estamos

(vosotros/as) estáis

(ellos, ellas) están

ik ben

jij bent

hij, zij is / u bent

wij zijn

jullie zijn

zij zijn

Estar

Zijn

(zich bevinden)

ser en estar

Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 

Ik ben hier - Estoy aquí 

ser of estar?

ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 

estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 

eigenschappen die wél veranderen.

Ser

Estar

... met mijn 

hond in de tuin

... op het strand

... rood en zwart

... op de tafel

... tevreden

... erg oud

... docent

... in bad

... Japans

Waar ... ?

... knap

... blij

... lief

... groot

Estáis guapos

Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.

Estoy enojado

Ik ben boos 

toestand: 

op dit moment ben ik boos

Sois guapos

Jullie zijn knap

uiterlijke eigenschap:

knap van nature

Soy enojado

Ik ben boos 

karaktereigenschap:

ik ben boos geboren

Estar

(tijdelijke eigenschap)

Ser

(vaste eigenschap)

Verbos regulares en presente

Regelmatige ww op -ar

De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Regelmatige ww op -er

De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Regelmatige ww op -ir

De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 

Zet de juiste bij elkaar.

comer

bailar

hablar

vivir

cantar

ir

vender

escuchar

escribir

compartir

beber

tocar

schrijven

gaan

dansen

drinken

praten

leven, wonen

luisteren

eten

instrument bespelen, aanraken

delen

zingen

verkopen

YO

TÚ

ÉL, ELLA, USTED

NOSOTROS, NOSOTRAS

VOSOTROS, VOSOTRAS

ELLOS, ELLAS, USTEDES

hablo

bebo

habláis

come

vivimos

escriben

vivís

hablan

preguntamos

vives

vende

compran

escuchas

escucháis

vive

bebemos

compro

bailas

bailáis

leemos

habla

leen

escuchas

pregunto

Wil je nog meer oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?

1. Verbos -ar oefenen: klik hier
2. Verbos -er oefenen: klik hier
3. Verbos -ir oefenen: klik hier

Ahora a trabajar, ¡ándale!

- hacer ejercicios 5, 6, 7, 8

- quizlet 2.1 + 2.4

- kahoot ser vs. estar:
https://kahoot.it/challenge/08114036?challenge-id=9f9dcd9a-9845-46da-be4f-2710f0ad3a49_1602748212874