Cap 2 - les 1b

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Hola y bienvenid@s a la clase de hoy!

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________

el _____(datum)__________

de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Plan de clase

• corregir los deberes
• fuente B
• el verbo ESTAR

• hacer deberes

Les in twee delen 

1) Estudiar:

- StudyGo 2.1

2) Hacer:

- ejercicio 1, 2, 4

Los deberes 

Fuente B: En el centro

Ejercicio 6, p. 35

Escuchamos la conversación y respondemos las preguntas

Repaso del verbo SER

hacemos ejercicio 12 (p. 39)

--> doe dit samen met je buurman/buurvrouw

(yo) estoy

(tú) estás

(el, ella, usted) está

(nosotros/as) estamos

(vosotros/as) estáis

(ellos, ellas) están

ik ben

jij bent

hij, zij is / u bent

wij zijn

jullie zijn

zij zijn

Estar

Zijn

(zich bevinden)

ser en estar

Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 

Ik ben hier - Estoy aquí 

ser of estar?

ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 

estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 

eigenschappen die wél veranderen.

Estáis guapos

Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.

Estoy enojado

Ik ben boos 

toestand: 

op dit moment ben ik boos

Sois guapos

Jullie zijn knap

uiterlijke eigenschap:

knap van nature

Soy enojado

Ik ben boos 

karaktereigenschap:

ik ben boos geboren

Estar

(tijdelijke eigenschap)

Ser

(vaste eigenschap)

Ahora a trabajar, ¡ándale!

- hacer: 13c y 14

- estudiar:

* StudyGo 2.1 y 2.2

* libro de texto: fuente D