B&F, taal, thema Amsterdam les 5

Taal: Thema Amsterdam les 5
1 / 34
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal: Thema Amsterdam les 5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Bron 1. In welke zin vind je de betekenis van leegstand?
A
In onze flat is het netjes en gezellig
B
In sommige huizen woont al meer dan een jaar niemand.

Slide 5 - Quiz

Je hebt de betekenis van het woord dus gevonden door?
A
terug te lezen
B
verder te lezen

Slide 6 - Quiz

Wat hoort erbij?
De manier waarop een volk leeft.
A
de nationaliteit
B
de cultuur
C
multicultureel
D
de afkomst

Slide 7 - Quiz

Wat hoort erbij?
Het land dat in je paspoort staat.
A
de nationaliteit
B
de cultuur
C
multicultureel
D
de afkomst

Slide 8 - Quiz

Wat hoort erbij?
De familie of het land waar je uit komt.
A
de nationaliteit
B
de cultuur
C
multicultureel
D
de afkomst

Slide 9 - Quiz

Wat hoort erbij?
Verschillende gewoontes van verschillende volken bij elkaar.
A
de nationaliteit
B
de cultuur
C
multicultureel
D
de afkomst

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Vul in.
Zuidoost ligt buiten het centrum. Het is een ..... van Amsterdam.
A
preventief
B
galerij
C
buitenwijk
D
hoogbouw

Slide 13 - Quiz

Vul in.
Er staan veel flats en andere ................
A
preventief
B
galerij
C
portieken
D
hoogbouw

Slide 14 - Quiz

Vul in. (twee antwoorden)
Vanaf ................ zie je de .............waar ik graag speel.
A
preventief
B
de galerij
C
de portieken
D
groenvoorziening

Slide 15 - Quiz

Vul in.
Soms is het wel ................, met zo veel mensen dicht bij elkaar.
A
preventief
B
rumoerig
C
portieken
D
hoogbouw

Slide 16 - Quiz

Vul in.
Bij de lage nieuwe flats zijn ................. afgesloten met een extra deur.
A
preventief
B
rumoerig
C
portieken
D
hoogbouw

Slide 17 - Quiz

Vul in.
Die deur is .................... Daardoor kan niet iedereen zomaar bij de voordeuren komen.
A
preventief
B
rumoerig
C
portieken
D
hoogbouw

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat hoort bij elkaar?
een woning op de bovenverdieping van een gebouw
A
de hoogbouw
B
de bovenwoning
C
de eengezinswoning
D
het appartement

Slide 22 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
een woning in een deel van een gebouw
A
de hoogbouw
B
de bovenwoning
C
de eengezinswoning
D
het appartement

Slide 23 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
een huis bedoeld voor bewoning door één gezin
A
de hoogbouw
B
de bovenwoning
C
de eengezinswoning
D
het appartement

Slide 24 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
hoge gebouwen, zoals flats
A
de hoogbouw
B
de bovenwoning
C
de eengezinswoning
D
het appartement

Slide 25 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

In de oude wijk worden veel misdaden gepleegd.
A
de overlast
B
de criminaliteit
C
de aangifte
D
massaal

Slide 26 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

Veel gezinnen verhuisden met z'n allen tegelijk naar de nieuwe wijk.
A
de overlast
B
de leegstand
C
de aangifte
D
massaal

Slide 27 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

Sommige huizen zijn niet bewoond.
A
de overlast
B
de leegstand
C
de aangifte
D
heling

Slide 28 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

Mevrouw Vink had af en toe hinder van plassende mannen in haar portiek.
A
de overlast
B
de leegstand
C
de aangifte
D
heling

Slide 29 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

Bart heeft een fiets waarvan hij weet dat hij gestolen is.
A
de overlast
B
de leegstand
C
de aangifte
D
heling

Slide 30 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?

Zij ging naar de politie om te vertellen dat haar tas gestolen was.
A
de overlast
B
de leegstand
C
de aangifte
D
heling

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Welk woord of woorden heb jij geleerd?

Slide 33 - Open question

Goed gewerkt!
Succes bij de volgende les! 

Slide 34 - Slide