Service & Sales Blok 1

Service & Sales Blok 1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Service & Sales Blok 1

Slide 1 - Slide

Het doen van aankopen op basis van gevoelens en emoties.
Iets wat je graag wilt kopen omdat je het nodig hebt of wilt hebben.
De reden waarom iemand iets koopt, zoals gemak, prijs of status.
Het doen van aankopen op basis van logische overwegingen en behoeften.
emotioneel koopgedrag
koopbehoefte
koopmotief
rationeel koopgedrag

Slide 2 - Drag question

Een echte winkel waar je naartoe kunt gaan om producten te bekijken en te kopen.
De uitdrukkingen op je gezicht die laten zien wat je voelt.
Hoe je je lichaam gebruikt om te communiceren, zoals gebaren en houding.
Goed kunnen praten en luisteren naar anderen.
communicatief vaardig
lichaamstaal
fysieke winkel
mimiek

Slide 3 - Drag question

Er netjes en professioneel uitzien.
Communicatie zonder woorden, zoals gebaren en gezichtsuitdrukkingen.
Het gebruik van gesproken woorden om te communiceren.
Goed zijn in omgaan met andere mensen.
non-verbale communicatie
representatief
sociaal vaardig
verbale communicatie

Slide 4 - Drag question

Iets wat je graag wilt kopen omdat je het nodig hebt of wilt hebben.
Het doen van aankopen op basis van gevoelens en emoties.
Het doen van aankopen op basis van logische overwegingen en behoeften.
De reden waarom iemand iets koopt, zoals gemak, prijs of status.
emotioneel koopgedrag
koopbehoefte
koopmotief
rationeel koopgedrag

Slide 5 - Drag question

Het vergroten van de totale verkoopopbrengst van een bedrijf.
Hulp of ondersteuning die wordt geboden aan klanten.
Aankopen die klanten regelmatig doen bij dezelfde winkel.
Het opbouwen van een goede relatie met klanten om ze terug te laten komen.
herhaalaankopen
klantenbinding
omzetvergroting
service

Slide 6 - Drag question

Dingen die beschikbaar zijn om te gebruiken of te benutten, zoals faciliteiten of diensten.
Weten wat een product is en hoe het werkt.
Kennis over hoe je een product kunt verkopen en waarom mensen het zouden willen kopen.
De informatie die op het etiket van een product staat, zoals de ingrediënten, houdbaarheidsdatum en fabrikant.
voorzieningen
artikelkennis
commerciële artikelkennis
etiketinformatie

Slide 7 - Drag question

Kennis over hoe je een product moet gebruiken en wat je eraan hebt.
Kennis over hoe een product werkt en hoe het is gemaakt.
Symbolen die aangeven hoe je veilig met een product moet omgaan.
Het moment in een verkoopgesprek waarop de verkoper een vraag stelt om de interesse van de klant te peilen.
praktische artikelkennis
technische artikelkennis
veiligheids-
pictogrammen
inspringmoment

Slide 8 - Drag question

Goed kijken naar wat er gebeurt of wat er gebeurd is.
Altijd Navragen, Nooit Aannemen; een regel om zeker te zijn van de informatie die je hebt.
Extra producten verkopen aan een klant tijdens het verkoopgesprek.
Kennis over hoe je een product kunt verkopen en waarom mensen het zouden willen kopen.
observeren
ANNA
bijverkoop
commerciële artikelkennis

Slide 9 - Drag question

De klant overhalen om een aankoop te doen.
Een vraag om te controleren of de klant iets begrepen heeft.
Het geven van een demonstratie van hoe een product werkt.
Het stellen van extra vragen om meer informatie te krijgen.
commitment verkrijgen
controlevraag
demonstreren
doorvragen

Slide 10 - Drag question

Een vraag waarop de klant alleen met 'ja' of 'nee' kan antwoorden.
Het moment in een verkoopgesprek waarop de verkoper een vraag stelt om de interesse van de klant te peilen.
Iets wat je graag wilt kopen omdat je het nodig hebt of wilt hebben.
De reden waarom iemand iets koopt, zoals gemak, prijs of status.
gesloten vraag
inspringmoment
koopbehoefte
koopmotief

Slide 11 - Drag question

De redenen waarom een klant een product wil kopen.
Een teken dat aangeeft dat de klant klaar is om te kopen.
Luisteren, Samenvatten, Doorvragen; een methode om effectief te communiceren.
Een vraag waarop de klant uitgebreid kan antwoorden.
koopredenen
koopsignaal
LSD
open vraag

Slide 12 - Drag question

Het aanbieden van een alternatief product als het gewenste product niet beschikbaar is.
Kennis over hoe je een product moet gebruiken en wat je eraan hebt.
Kennis over hoe een product werkt en hoe het is gemaakt.
Het laten zien van een product aan de klant.
plaatsvervangende verkoop
praktische artikelkennis
technische artikelkennis
tonen

Slide 13 - Drag question

Het aanbieden van extra of duurdere producten aan een klant tijdens het verkoopgesprek.
Redenen waarom een klant een product zou moeten kopen.
Een gesprek tussen een verkoper en een klant waarin geprobeerd wordt om een product te verkopen.
Bezwaren of twijfels die een klant kan hebben tegen een aankoop.
upselling
verkoopargumenten
verkoopgesprek
weerstand

Slide 14 - Drag question

Doorzichtig materiaal dat wordt gebruikt om producten in te pakken.
Een kassa waar een medewerker aanwezig is om de transacties af te handelen.
Een kassa die verbonden is met een computer voor het registreren van verkopen.
Een kassa die elektronisch werkt en wordt gebruikt voor het registreren van verkopen.
cellofaan
bemande kassa
computerkassa
elektronische kassa

Slide 15 - Drag question

Een bon die wordt afgedrukt om een fout in een transactie te corrigeren.
Een bon die wordt afgedrukt voor een transactie zonder betaling.
Een bon die wordt afgedrukt als bewijs van retournering van een product.
Een kassa waarbij producten worden gescand voor het registreren van verkopen.
foutbon
nulbon
retourbon
scankassa

Slide 16 - Drag question

Een kassa waarbij klanten zelf hun producten scannen en afrekenen.
Een bon die als cadeau gegeven kan worden en ingewisseld kan worden voor producten.
Betalen door een kaart of smartphone dicht bij een betaalterminal te houden.
Betalen met contant geld.
zelfscankassa
cadeaubon
contactloos betalen
contant betalen

Slide 17 - Drag question

Een kaart die wordt gebruikt voor betalingen op krediet.
Verpakkingen en materialen die worden ingezameld voor hergebruik of recycling.
Een bon die wordt afgedrukt als bewijs van inlevering van emballage.
Een bon die recht geeft op een korting bij aankoop van producten.
creditcard
emballage
emballagebon
kortingsbon

Slide 18 - Drag question

Een kaart die wordt gebruikt voor elektronische betalingen.
Een bon die wordt afgedrukt als bewijs van retournering van een product.
Een bon met een bepaalde waarde die kan worden gebruikt als tegoed voor toekomstige aankopen.
Een bon met een bepaalde waarde die kan worden gebruikt als betaalmiddel.
pinpas
retourbon
tegoedbon
waardebon

Slide 19 - Drag question

Een boekje waarin zegels worden geplakt voor kortingen of spaaracties.
Het afronden van bedragen tot het dichtstbijzijnde gehele getal bij het afrekenen van aankopen.
Betalen met een exact bedrag, zonder wisselgeld terug te krijgen.
Het verschil tussen het verwachte en werkelijke bedrag in de kassa.
zegelboekje
afronden
gepast betalen
kasverschil

Slide 20 - Drag question

Het geld dat teruggegeven wordt als wissel voor contante betalingen.
Het verwijderen van overtollig geld uit de kassa en opslaan in een veilige locatie.
Een beveiligde doos waarin overtollig contant geld uit de kassa wordt bewaard.
Het storten van geld vanuit de kassa naar een veilige opslagplaats, zoals een bankkluis.
wisselgeld
afromen
afroombox
afstorten

Slide 21 - Drag question

Een verslag dat aan het einde van de dag wordt opgesteld met alle transacties en financiële gegevens van die dag.
Een document waarin alle transacties worden geregistreerd en het saldo van de kassa wordt berekend.
Een situatie waarin het totale bedrag in de kassa meer is dan verwacht of dan het zou moeten zijn.
Een overzicht van het geld in de kassa, inclusief ontvangsten, uitgaven en het kasverschil.
dagrapport
kasopmaakstaat
kasoverschot
kasstaat

Slide 22 - Drag question

kastekort
kasverschil
opmaken van de kassa
sealbag
Een situatie waarin het totale bedrag in de kassa minder is dan verwacht of dan het zou moeten zijn
Het verschil tussen het verwachte en werkelijke bedrag in de kassa.
opmaken van de kassa
Een verzegelde plastic zak die wordt gebruikt om geld veilig te transporteren, bijvoorbeeld naar de bank.

Slide 23 - Drag question

Totaalbon die je op de kassa uitdraait om de omzet op een bepaald moment te weten. De kassa telt daarna gewoon door.
Totaalbon die je op de kassa uitdraait om de omzet aan het einde van de dag te weten. De kassa begint na het uitdraaien van de Z-bon vanaf € 0 opnieuw te tellen.
X-bon
Z-bon

Slide 24 - Drag question

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Drag question