Zorg dat je pen, schrift en binas bij de hand hebt!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Wat gaan we deze les doen?
Huiswerkcontrole
Herhalen vorige week + paar vragen daarover
Nieuwe stof: zouten in water
Een paar oefeningen
Zelfstandig werken
Zorg dat je pen, schrift en binas bij de hand hebt!
Slide 1 - Slide
Maak een foto van je gemaakte huiswerk (opg 1 t/m 18 H5)
Slide 2 - Open question
Vorige week
Je zou nu moeten kunnen:
- naam en formule van een aantal samengestelde ionen geven
- de naam en verhoudingsformule van zouten geven
Zijn hierover vragen?
Slide 3 - Slide
gemeenschappelijke kenmerken zouten
formule begint met positief metaal- (of ammonium) ion gevolgd door negatief ion
geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand (elektronen kunnen dan vrijer bewegen)
vast bij kamertemperatuur (hoog smeltpunt)
4)zouten hebben een kristalstructuur
Slide 4 - Slide
een aantal samengestelde ionen, leer tabellen 5.3, 5.4 en 5.5 uit je hoofd
Slide 5 - Slide
Formules van zouten zijn altijd verhoudingsformules. De totale lading is altijd nul!
Aan de formule kun je zien hoe vaak elk ion aanwezig is in het zout.
Slide 6 - Slide
Geef de verhoudingsformule van calciumchloride (Ca 2+, Cl -)
Slide 7 - Open question
Geef de verhoudingsformule van ijzer(II)fosfaat (Fe 2+, PO4 3-)
Slide 8 - Open question
Wat is de naam van HgBr2
Slide 9 - Open question
Wat is de naam van Fe(NO3)2?
Slide 10 - Open question
Wat is de verhoudingsformule van kaliumfluoride?
A
KF
B
K2F
C
KF2
D
K2F2
Slide 11 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2
Slide 12 - Quiz
Wat is de naam van Na2O
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide
Slide 13 - Quiz
Wat is de naam van CuO
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide
Slide 14 - Quiz
Wat is de naam van NO2
A
Stikstofoxide
B
Stikstof(I)oxide
C
Stikstof(II)oxide
D
Stikstofdioxide
Slide 15 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van natriumsulfaat?
A
Na2S
B
Na2SO4
C
Na2SO3
D
NaSO3
Slide 16 - Quiz
Wat is de verhoudingsformule van ammoniumfosfaat?
A
NH4PO4
B
(NH4)3PO4
C
NH4(PO4)3
D
PO4(NH4)3
Slide 17 - Quiz
Nieuwe stof: zouten in water
We gaan kijken wat er met een zout gebeurd als ie in water beland (oplossen) en wat er vervolgens gebeurd als dit water weer weg wordt gehaald (indampen).
Slide 18 - Slide
Doelen
Je kan vertellen wat er gebeurt wanneer een zout oplost in water.
Je kan een oplosvergelijking opstellen
Je kan een indampvergelijking opstellen
Je weet wat een verzadigde oplossing is
Je weet welke tabel in de Binas iets zegt over het oplossen van bepaalde combinaties zouten
Je kent de triviale namen van de zoutoplossingen in tabel 4.3 (blz 66)
Slide 19 - Slide
Oplossen van zouten:
de ionbinding laat los, elektronen blijven bij het positieve-ion
watermoleculen zijn neutraal maar er is wel ladingsverschil
negatieve ionen trekken naar het meest positieve deel van H2O (de H atomen), de positieve ionen naar het meest negatieve deel (het O atoom)
Slide 20 - Slide
Het oplossen van natriumchloride
Cl-ionen worden harder aangetrokken tot het meest positieve deel van de H2O moleculen dan tot Na+ ion.
Na+ ionen worden juist meer aangetrokken tot het meest negatieve deel van de H2O moleculen. Dus laten ze elkaar los
Slide 21 - Slide
Aan de slag!
Lezen tekstboek blz 106 t/m 108
Maken werkboek opdr 1 tm 14
Slide 22 - Slide
Oplosbaarheid zouten Binas tabel 35
alle zouten met als positief ion kalium, natrium en ammonium zijn altijd goed oplosbaar
alle zouten met als neg. ion een nitraat zijn goed oplosbaar
Slide 23 - Slide
Hoe is de oplosbaarheid van magnesiumfosfaat
A
goed
B
matig
C
slecht
Slide 24 - Quiz
Hoe is de oplosbaarheid van ijzerbromide
A
goed
B
matig
C
slecht
Slide 25 - Quiz
Hoe is de oplosbaarheid van ammoniumfosfaat
A
goed
B
matig
C
slecht
Slide 26 - Quiz
Wanneer is een zout oplossing verzadigd? Als...
A
...de maximale hoeveelheid zout is opgelost
B
...de maximale hoeveelheid water is opgelost
C
...je niet meer kan roeren.
D
...de oplossing vast wordt.
Slide 27 - Quiz
Je ziet dat alle ionen los van elkaar komen, uit dit ene zout komen dus 5 ionen!
notatie van oplossen van een zout
Het oplossen van aluminiumsulfaat:
Slide 28 - Slide
oplosvergelijking van aluminiumsulfaat: alle ionen laten elkaar los, er ontstaan 2 losse aluminiumionen en 3 losse sulfaationen
Geef de oplosvergelijking van aluminiumsulfaat
1. noteer eerst de juiste verhoudingsformule van het zout voor de pijl.
2. Noteer daarna de losse ionen MET lading erbij na de pijl.
3. Maak tot slot de vergelijking kloppend. Zet de getallen op de juiste plek.
Slide 29 - Slide
De oplosvergelijking van aluminiumfosfaat, , is:
AlPO4
A
Al3+(aq)+PO43−(aq)→AlPO4(s)
B
AlPO4(s)→Al3+(aq)+PO43−(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
AlPO4→Al3++PO43−
Slide 30 - Quiz
Noteer de reactievergelijking voor het oplossen van NaOH
Slide 31 - Open question
Indampvergelijking
Bijv. bij een oplossing van natriumchloride
Slide 32 - Slide
Indampen van een zout: De ionen trekken weer naar elkaar toe zoals bij het indampen van een ijzer(II)nitraat oplossing.
Slide 33 - Slide
De indampvergelijking van zinknitraat( ), is:
ZnNO3
A
Zn2+(aq)+2NO3−(aq)→Zn(NO3)2(s)
B
Zn(NO3)2(s)→Zn2+(aq)+2NO3−(aq)
C
Zn2++2NO3−→Zn(NO3)2
D
Zn(NO3)2→Zn2++2NO3−
Slide 34 - Quiz
Oplossen en indampen
Oplosvergelijking:
Indampvergelijking:
NaCl(s)→Na+(aq)+Cl−(aq)
Na+(aq)+Cl−(aq)→NaCl(s)
Slide 35 - Slide
Vast
zout
Zout-
oplossing
vast zout = verhoudingsformule
Opgelost zout = losse ionen
Alleen bij losse ionen de fase (aq)
Bij de verhoudings-formule de fase (s)
Hydratatie van ionen
Stroomgeleiding bij vrij bewegende ionen
Slide 36 - Drag question
Zelfstandig werken
Ga opgaven 19 tot en met 32 van H5 maken.
Slide 37 - Slide
Doelen
Je kan vertellen wat er gebeurt wanneer een zout oplost in water.
Je kan een oplosvergelijking opstellen
Je kan een indampvergelijking opstellen
Je weet wat een verzadigde oplossing is
Je weet welke tabel in de Binas iets zegt over het oplossen van bepaalde combinaties zouten
Je kent de triviale namen van de zoutoplossingen in tabel 4.3 (blz 66)