Oefenen SE3

Oefenen SE3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefenen SE3

Slide 1 - Slide

Eigenwoningforfait

Slide 2 - Slide

Een woningbouwvereniging biedt aan haar huurders aan dat ze hun eigen huurwoning voor € 240.000 kunnen kopen. Jeldou maakt gebruik van dit aanbod, Bart niet. De WOZ-waarde van de woningen is € 210.000. Beiden willen advies bij het invullen van hun belastingaangifte over het eigenwoningforfait.
Adviseer en bereken voor Jeldou en Bart over het eigenwoningforfait bij hun belastingaangifte. Geef aan in welke box ze er iets mee moeten doen en wat ze er dan mee moeten doen.

Eigenwoningforfait

Slide 3 - Slide

Vreemde valuta
TekEen importbedrijf is dagelijks bezig met het omwisselen van euro’s in dollars. Een verandering van de wisselkoers kan negatieve, maar ook positieve gevolgen hebben voor Robbert. Gebruik bovenstaande informatiebron. 
Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen. 
Doe het zo: Noteer de nummers (1), (2), (3) en (4) op je antwoordblad. Vul bij de nummers de juiste woorden in. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan. 

De koers van de dollar is na 27-7-2014 …(1)… (gedaald / gestegen). Daardoor …(2)… (daalt / stijgt) de importprijs in euro’s van spijkerbroeken uit de VS in …(3)… (de EU / de VS). Als Robbert de consumentenprijs handhaaft, zal zijn brutowinst …(4)… (dalen / stijgen). 
 st

Slide 4 - Slide

Vreemde valuta
 Door het handelsakkoord kunnen de gemiddelde inkomens van burgers in de EU toenemen. Hieronder staan drie economische verschijnselen:
1 Werkloosheid in de EU daalt.
2 Werkgelegenheid in de EU stijgt.
3 Exportopdrachten voor de EU stijgen.
In welke regel staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat?
A handelsakkoord  1  2  3  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
B handelsakkoord  1  3  2  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
C handelsakkoord  2  1  3  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
D handelsakkoord  2  3  1  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
E handelsakkoord  3  1  2  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
F handelsakkoord  3  2  1  hoger gemiddeld inkomen EU-burgers


Slide 5 - Slide

Vreemde valuta
4. (1p) Door het handelsakkoord kunnen de gemiddelde inkomens van burgers in de EU toenemen. Hieronder staan drie economische verschijnselen:
1 Werkloosheid in de EU daalt.
2 Werkgelegenheid in de EU stijgt.
3 Exportopdrachten voor de EU stijgen.
In welke regel staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat een logische gedachtegang ontstaat?
A handelsakkoord --> 1 --> 2 --> 3 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
B handelsakkoord --> 1 --> 3 --> 2 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
C handelsakkoord --> 2 --> 1 --> 3 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
D handelsakkoord --> 2 --> 3 --> 1 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
E handelsakkoord --> 3 -->  1 -->  2 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers
F handelsakkoord --> 3 --> 2 --> 1 --> hoger gemiddeld inkomen EU-burgers


Slide 6 - Slide

Hierna staan omschrijvingen van de volgende begrippen:
1 nominaal inkomen, 2 reëel inkomen,
3 koopkrachtverlies, 4 prijscompensatie:

a De lonen worden met hetzelfde percentage verhoogd als waarmee de prijzen zijn gestegen.
b De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
c Het bedrag van het inkomen, uitgedrukt in euro’s.
d Je kunt met hetzelfde inkomen minder goederen en diensten kopen.
Noteer de cijfers van de vier begrippen en daarachter de letters van de juiste omschrijvingen.


Belasting

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen draagkrachtbeginsel en profijtbeginsel?

Noem 2 belastingen die de gemeente heft?
Noem 2 niet-belasting inkomsten van de gemeente?
Wat is een oligopolie? Benoem ook de kenmerken
Wat is een monopolie? Benoem ook de kenmerken
Wat is de sociale zekerheid? Wat is het verschil tussen een volksverzekering, werknemersverzekering en sociale voorziening?


Vragen

Slide 8 - Slide

Leg de vormen werkloosheid uit:
a) conjuncturele werkloosheid
b) structurele werkloosheid
c) regionale werkloosheid
d) seizoenswerkloosheid
e) frictiewerkloosheid
Werkloosheid

Slide 9 - Slide

Leg de vormen werkloosheid uit:
a) conjuncturele werkloosheid
b) structurele werkloosheid
c) regionale werkloosheid
d) seizoenswerkloosheid
e) frictiewerkloosheid
Werkloosheid

Slide 10 - Slide

Drogisterij Sote verkoopt handcrème  met een inkoopprijs van € 2,85 per stuk voor € 4,50 exclusief 21% btw. Sote verkoopt gemiddeld 110 van deze potjes per maand.
  Bereken de brutowinst die Sote gemiddeld per maand op de handcrème   maakt. Laat de berekening zien.

Nettowinst 

Slide 11 - Slide

Een computerbedrijf berekent de verkoopprijs van onderdelen door de inkoopprijs te verhogen met een brutowinstmarge van 30%. Een werknemer gebruikt voor de reparatie van een computer onderdelen met een inkoopwaarde van € 120 exclusief 21% btw.
Hoeveel moet de consument betalen voor de onderdelen van de computer?
consumentenprijs

Slide 12 - Slide

EWat is laagconjunctuur en wat is hoogconjunctuur? Wat merkt de consument hiervan?
conjunctuur

Slide 13 - Slide

- Wat is laagconjunctuur en wat is hoogconjunctuur? Wat merkt de consument hiervan?
- Wat is het verschil tussen de particuliere en collectieve sector? geef 2 voorbeelden bij elke sector.
- Wat is privatisering?
- Noem 3 protectiemaatregelen en leg ze uit.
- Wat is het verschil tussen de EU en de EMU?
- Waarover gaan de verschillende boxen bij de inkomstenbelasting?


Extra vragen

Slide 14 - Slide

- Wat is laagconjunctuur en wat is hoogconjunctuur? Wat merkt de consument hiervan?
- Wat is het verschil tussen de particuliere en collectieve sector? geef 2 voorbeelden bij elke sector.
- Wat is privatisering?
- Noem 3 protectiemaatregelen en leg ze uit.
- Wat is het verschil tussen de EU en de EMU?
- Waarover gaan de verschillende boxen bij de inkomstenbelasting?
- Wat is inflatie? Benoem mogelijke oorzaken en mogelijke gevolgen.


Extra vragen

Slide 15 - Slide

Succes met de SE-week!
Extra vragen

Slide 16 - Slide