1.2 Economie en geld deel 1 vraag 1 t/m 6

Welkom,
Ga zitten volgens plattegrond, maak startopdracht in stilte
en leg je huiswerk open op tafel
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom,
Ga zitten volgens plattegrond, maak startopdracht in stilte
en leg je huiswerk open op tafel

Slide 1 - Slide

1.2 Economie en geld

Slide 2 - Slide

Programma
  • Startopdracht (al gedaan)
  • Nakijken huiswerk
  • Lesdoelen
  • Theorie 
  • Aan de slag
  • Les bespreken

Slide 3 - Slide

Nakijken
Paragraaf 1.1
Opdracht 1 t/m 4

Slide 4 - Slide

Opdracht 5
1) consument
2) producenten - verkopen
3) overheid

Slide 5 - Slide

Opdracht 6
1) Producenten - consumenten
2) Producenten - verdienen

Slide 6 - Slide

Opdracht 7
a) Per kwartaal € 373,85

     Per maand € 373,85 /3 = € 124,616667 = € 124,62

b) € 373,85 + € 373,85 + € 317,77 = € 1.065,47

Slide 7 - Slide

Opdracht 8
a) €15 / €15,- / €15,00
b) €260 / €260,- / €260,00
c) €200,60

Slide 8 - Slide

Opdracht 9
€6,49
€17,50
€8,50
€143.312
€131,65
€17.582.493

Slide 9 - Slide

Opdracht 10
a) Boven: miljoen   -   Onder: duizend
b) 16 miljoen 255 duidend 499 euro

Slide 10 - Slide

Uitleg § 1.2 Economie en geld
1) Kun je beschrijven hoe geld is ontstaan; 
2) Kun je voorbeelden geven en herkennen van directe- en indirecte ruil; 

Slide 11 - Slide

Aan het einde van deze les
1) Kun je beschrijven hoe geld is ontstaan; 
2) Kun je voorbeelden geven en herkennen van directe- en indirecte ruil; 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Ruilmiddel
''Geld of iets anders waarmee je kunt ruilen''

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Directe ruil

Slide 18 - Slide

Directe ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen

Slide 19 - Quiz

Indirecte ruil

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil tussen directe ruil en indirecte ruil?
A
Bij directe ruil betaal je gelijk
B
Bij indirecte ruil gebruik je geld als ruilmiddel en bij directe ruil niet
C
Bij indirecte ruil koop je iets en ontvang je het pas later
D
Bij indirecte ruil krijg je je geld pas later

Slide 21 - Quiz

Wat is een voorbeeld van directe ruil?
A
Fruit ruilen tegen groente
B
Kleding verkopen op de markt
C
een auto kopen
D
Kleding verkopen op marktplaats

Slide 22 - Quiz

Wat is een voorbeeld van direct ruil.
A
Je koopt iets in de winkel met een cadeaubon
B
Je betaalt de taxi met een briefje van € 20,-
C
Je maakt de PC van je buurman omdat hij jouw 10 kg appels geeft
D
Je koopt via internetbankieren een nieuwe telefoon

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van indirecte ruil?
A
Een boer ruilt zijn graan direct voor kleding
B
Een leraar geeft een boek aan een student in ruil voor lesgeven
C
Een visser ruilt zijn vis voor geld, dat hij later gebruikt om een auto te kopen
D
Een bakker geeft brood aan zijn buurman in ruil voor schilderwerk

Slide 24 - Quiz

wat is indirecte ruil?
A
je ruilt goederen of diensten tegen geld
B
je ruilt goederen of diensten tegen goederen of diensten
C
lenen
D
sparen

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Wat
Maken 1 t/m 6 op blz 14 en 15
Hoe
Zelfstandig, of met buur op fluistertoon
Hulp
Theorie in boek, buur, daarna mw. de Boer
Tijd
20 minuten
Uitkomst
* Je kunt vertellen hoe geld is ontstaan
* Je kunt uitleggen dat er twee manieren zijn om te ruilen
Klaar
Maken plusopdrachten 1 t/m 4 op blz 38

Slide 26 - Slide

Hoe ging de les?
* Even herhalen, heb je het begrepen?
* Hoe was de uitleg?
* Hoe was de sfeer?
* Nog tips, tops en/of opmerkingen/vragen?

Slide 27 - Slide

Vooruitblik 
Volgende les:
Hoe betaal je?
Ruilen








Slide 28 - Slide