210209 Letterlijk-figuurlijk tekstverbanden

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Je werkt aan je woordenschat.
Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Je weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.

Slide 2 - Slide

Opdracht
Maak blok 4, Over taal, opdracht 4 online

Je hebt hiervoor 12 minuten de tijd
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Letterlijk en figuurlijk
Letterlijk: je zegt precies wat je bedoelt

Figuurlijk: je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken.
Iemand heeft een gat in zijn hand.
Hij viel door de mand.
Zij loopt met haar hoofd in wolken.
Vlinders in je buik hebben

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord: maar
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 10 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord: zo
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 11 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord: bovendien
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 12 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord: want
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord: toch
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
voorbeeld

Slide 14 - Quiz

Huiswerk voor donderdag
Leer de theorie over tekstverbanden en signaalwoorden van blok 3 (blz. 157)

Maak blok 4, over taal, opdracht 10

Zoek een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
(niet in je lesboek!)

Slide 15 - Slide

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll