K3 Grammar Future

K3
Grammar 3 J
Toekomende tijd
FUTURE


1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

K3
Grammar 3 J
Toekomende tijd
FUTURE


Slide 1 - Slide

Future
Er zijn verschillende manier om aan te geven dat iets in de toekomst gaat gebeuren.
1. Will + het hele wachtwoord --> I will clean my room tomorrow.
2. Am/are/is + going to + het hele werkwoord --> I am going to travel to England this winter.
3. Am/are/is + het hele wachtwoord +ing (present continous) --> Rihanna is performing next saturday.
4. Tegenwoordige tijd (present simple) 
The lesson starts at 8:20.

Slide 2 - Slide

Future: will
Will + het  hele werkwoord
When to use: 
(1) Om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen en besluiten:
The match will start in a few minutes. (aankondiging)
Yes mom, I will clean my room tonight. (belofte)
(2) Een voorspelling zonder dat je weet of het gaat gebeuren. (je hebt GEEN bewijs).
 I think they will win the match.

Slide 3 - Slide

Future: to be going to
Am/are/is + going to + het hele werkwoord
When to use: 
(1) Om aan te geven dat iemand iets in de toekomst van plan is
I am going to travel to England this winter
(2) Een voorspelling waarvan je zeker weet dat het gaat gebeuren (je hebt bewijs).
Look at those grey clouds.  It is going to rain.
My aunt is pregnant.  She is going to have a baby

Slide 4 - Slide

Future: present continuous
Am/are/is + hele werkwoord + ing.
When to use: 
(1) Om te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat.
I am meeting my boyfriend at six o'clock. 
I am seeing Rihanna perform next Saturday.


Slide 5 - Slide

Future: tegenwoordige tijd (present simple).
When to use: 
(1) Bij tijden volgens een vast schema, zoals aankomst- en vertrektijden, openings- en sluitingstijden en begin- en eindtijden. 
The club opens at ten o'clock.
School starts at 8:20.
The bus leaves at ten past five. 


Slide 6 - Slide

Om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen en besluiten
+ voorspellingen waarvoor je GEEN bewijs hebt.
A
Will + hele werkwoord
B
Am/are/is + hele werkwoord + ing
C
Tegenwoordige tijd (present simple)
D
Am/are/is + going to + hele werkwoord

Slide 7 - Quiz

Aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is + voorspelling waarvoor je WEL bewijs hebt.
A
Will + hele werkwoord
B
Am/are/is + going to + hele werkwoord
C
Tegenwoordige tijd (present simple)
D
Am/are/is + het hele werkwoord + ing

Slide 8 - Quiz

Te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats al vaststaat.
A
Will + hele werkwoord
B
Am/are/is + het hele werkwoord + ing
C
Am/are/is + going to + hele werkwoord
D
Tegenwoordige tijd (present simple)

Slide 9 - Quiz

Als het om tijden gaat volgens schema (aankomst- en vertrektijden, openings- en sluitingstijden, etc) .
A
Am/are/is + het hele werkwoord + ing
B
Will + hele werkwoord
C
Am/are/is + going to + hele werkwoord
D
Tegenwoordige tijd (present simple)

Slide 10 - Quiz

Noa promises that she (listen) to the teacher this time.
A
will listen
B
is going

Slide 11 - Quiz

Esmee (meet) her crush at nine o'clock.
A
will meet
B
is going to meet
C
is meeting
D
meets

Slide 12 - Quiz

Viggo (travel) to Europe this summer.
A
is going to travel
B
is travelling
C
will travel
D
travels

Slide 13 - Quiz

The school (open) at 7:30.
A
is opening
B
opens
C
is going to open
D
will open

Slide 14 - Quiz

See you next week! 

Slide 15 - Slide