2) De volgende stap is het vinden van
de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm. Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het een voltooid deelwoord of het hele werkwoord.