Bs 4 resorptie + Bs 5 gezonde voeding

Welkom!
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Vandaag 
  • Herhaling & contextvraag vertering
  • Leerdoelen
  • uitleg bs 4 resorptie
  • maken opd 24-26
  • quiz 
  • bs 5 gezond eten 
  • leerdoelcheck

Slide 2 - Slide

Welk onderdeel voorkomt dat drinken in je neusholte kan komen?

Slide 3 - Open question

wat hoort bij elkaar
lipiden

eiwitten
zetmeel 
(amylum)

lipase

amylase

pepsine

maltose

Slide 4 - Drag question

Wat is het nut van emulgeren van vetten?

Slide 5 - Open question

Wat is de functie van de galblaas?
A
gal maken
B
gal opslaan
C
gal maken en opslaan

Slide 6 - Quiz

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 7 - Quiz

Welke van de genoemde verteringsorganen maakt niet zelf verteringsenzymen?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
mond
B
slokdarm
C
12 vingerige darm
D
maag

Slide 8 - Quiz



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 9 - Quiz

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 10 - Quiz

1. Vanuit de dunne darm worden de
verteringsproducten opgenomen in het bloed
2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering van
koolhydraten, eiwitten en vetten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 11 - Quiz

Vandaag 
  • Herhaling & contextvraag vertering
  • Leerdoelen
  • uitleg bs 4 resorptie
  • maken opd 51 t/m 60
  • bs 5 gezond eten 
  • leerdoelcheck

Slide 12 - Slide

Herhalingsvragen 
pak je Binas 82E/F erbij
Schrijf je antwoorden op in je schrift!

  1. Waar in het verteringsstelsel vindt de vertering van eiwitten allemaal plaats?
    En welke enzymen zijn hierbij betrokken?
  2. Welk enzym zorgt voor vertering van vetten?
  3. waarom zorgt gal niet voor vertering, maar heeft het wel een belangrijke functie bij de vertering?
  4. Wat is de functie van HCO3 (waterstofcarbonaat) in alvleessap?
  5. waardoor vind de meeste opname van voedingsstoffen in de dunne darm plaats?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Contextvraag 47 t/m 50
Maak en bespreek vraag 23 met je groepje 
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Antwoorden:
47) Dit is een voorbeeld van negatieve terugkoppeling. Door het eten raakt de maag gevuld en neemt de ghrelineproductie af, waardoor je hongergevoel afneemt. Het effect van het proces, remt het proces.
48) De concentratie ghreline neemt toe, waardoor je meer honger krijgt. Dit zorgt ervoor dat iemand veel meer gaat eten.
49) Wanneer je honger hebt, is de ghrelineconcentratie in je lichaam hoog. Hierdoor word je impulsiever bij het kiezen van producten en kun je moeilijker weerstand bieden aan de impuls om producten in je mandje te leggen.
50a) De persoon heeft om 8.00 uur ’s morgens voor het laatst gegeten. De ghrelineproductie daalt nadat er is gegeten.
50b) grafiek 


Slide 16 - Slide

Leerdoelen 
Basisstof 4 Resorptie:
  • Je kan beschrijven op welke wijze voedingsstoffen worden opgenomen in het darmkanaal 
  • Je kan beschrijven welke factoren invloed hebben op de resorptie 
Basisstof 5 gezonde voeding: 
  • Je kan aangeven wat een gezond voedingspatroon is 
  • Je kent de risico's van te veel ongezonde voeding 

Slide 17 - Slide

Basisstof 4: Resorptie 
lezen bs 4 
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Resorptie
Opname van stoffen via darmwand.

Mond: o.a. alcohol
Maag: o.a. alcohol en water
Darmen: 
monosachariden, aminozuren, vitamines, mineralen, water, medicijnen en (via  lymfe:) vetzuren.

Slide 20 - Slide

Opname
Opname gaat niet vanzelf.

Voor grote stoffen is transporteiwit en energie nodig. 

Door actief transport kun je meer op nemen dan door diffusie.
 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Water
Water wordt opgenomen in maag, dunne en
vooral dikke darm.

Waar komt al dit water vandaan?

Slide 27 - Slide

Bijzonderheden
Vetten lost niet op in water.
Vertering en opname moeilijker.

In de darmcellen wordt er uit glycerol en vetzuur weer vetten gevormd, 
Deze gaan niet direct in bloed maar worden in lymfe opgenomen.

Slide 28 - Slide

  • terugvorming tot triglyceriden in darmepitheel
  • transport in waterige omgeving -> eiwitmantel (lipoproteïnen)
  • weg: darmepitheel -> intercellulaire ruimte -> lymfe -> borstbuis (ader)

Slide 29 - Slide

Na opname?
Opgenomen stoffen via bloed in poortader naar lever.

Lever controleert op:
  •  bloedsuiker niveau,
  • giftige stoffen (zoals medicijnen)

Lever neemt bouwstoffen op en bewerkt deze.

Slide 30 - Slide

Maken: 
51 t/m 60 
timer
20:00

Slide 31 - Slide

Waarom moet insuline worden geinjecteerd en kan het niet in pilvorm worden ingenomen?

Slide 32 - Open question

De opname van alcohol kan bijna overal in het darmkanaal plaatsvinden. Door welke oorzaak is de opname van alcohol in de dunne darm het grootst?

Slide 33 - Open question

Door verhoging van de glucose concentratie in de darmcellen kan het waterverlies in het lichaam toenemen. Juist of onjuist, leg uit!

Slide 34 - Open question

Door gebruik van transporteiwitten voor zowel glucose als aminozuren kunnen per tijdseenheid meer Na+ ionen worden opgenomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quiz

welke bewering(en) is/zijn juist?
1 de verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn beter oplosbaar in water dan producten die in de lymfe worden opgenomen
2 een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit de dekweefselcellen in het bloed opgenomen
3 het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.
A
1,3
B
1,2
C
2
D
1,2,3

Slide 36 - Quiz

Examenvraag (HAVO)
De behandeling van clostridiumziekte met antibiotica duurt lang en vaak komen de klachten weer terug. Daarom werd in het AMC in Amsterdam een onderzoek gedaan naar het toepassen van fecale bacterietherapie, ofwel poeptransplantatie, als alternatief voor de antibioticumbehandeling. Internist Max Nieuwdorp legt uit hoe dit in zijn werk gaat: "Gezonde donoren leveren hun ontlasting in. Na menging met een vloeistof en filteren door een zeefje ontstaat een vloeistof die aan patiënten met een clostridium-infectie kan worden toegediend. Op deze manier wordt de darm voorzien van een gezond bacteriebehang."
De vloeistof wordt toegediend via een slangetje door de neus naar het spijsverteringskanaal. Waar in het spijsverteringskanaal zal zich het uiteinde van het slangetje bevinden wanneer wordt gestart met de toediening

Slide 37 - Slide

Waar in het spijsverteringskanaal zal zich het uiteinde van het slangetje bevinden wanneer wordt gestart met
de toediening
A
slokdarm
B
twaalfvingerige darm
C
endeldarm
D
blinde darm

Slide 38 - Quiz

Basisstof 5 Gezond eten
Bespreek in je groepje
  1. Volg jij een dieet? En met welke overtuiging doe je dat? (medisch, religieus, tred volgen, sportdoel, etc)
  2. Op welke manier krijg jij informatie over eten? (reclame, diëtist, vlogs, voedingscentrum, etc.)

Slide 39 - Slide

Leerdoelen 
Basisstof 5 gezonde voeding: 
  • Je kan aangeven wat een gezond voedingspatroon is 
  • Je kunt aangeven wat de gezondheidsrisico's zijn van ongezonde voeding 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

N.a.v de video...
  • Wat betekend gezond eten voor jouw? 
  • Denk je dat je zelf gezond eet? Waarom wel/niet 
  • Wat zou je zeker moeten checken voordat je een veel te duur dieetboek of -middel koopt..

Slide 44 - Slide

Cholesterol-HDL-ratio 
  • bouwstof (van celmembraan)
  • gemaakt in de lever, in bloed vervoerd in lipoproteinen (cholesterol + eiwit)
  • varianten VLDL (Very Low Density Lipoprotein), LDL, HDL 

  • cholesterol uit je lever -> VLDL -> afgifte aan bloed
  • cellen nemen vetten op uit VLDL -> blijft over vooral cholesterol =LDL
  • LDL: wordt opgenomen door lever, bijnieren, teelballen, etc.
  • Deel LDL blijft in het bloed -> afzetting in bloedvaten (atherosclerose)
  • HDL wordt ook aangemaakt in lever
  • Functie: opname LDL cholesterol uit bloed en afvoer naar lever
  • LDL/HDL (cholesterol- HDL-ratio) is een maat voor verhoogde kans op hart en vaatziekten

Slide 45 - Slide

VLDL, LDL en HDL cholesterol ratio

Slide 46 - Slide

Wat heeft invloed op hoeveel calorieën je kan eten? 

Slide 47 - Slide

Gevolgen van ongezonde voeding
Te veel suiker
  • Tandbederf/cariës = gaatjes in tanden en kiezen,  doordat bacteriën suikers omzetten in een zuur.  (glazuur en tandbeen worden aangetast)
  • insuline ongevoeligheid 
  • overgewicht 

Te veel vet
  • Cholesterolgehalte in het bloed neemt toe. Cholesterol = vetachtige stof die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen te maken.
  • overgewicht 


Slide 48 - Slide

Deze mensen hebben hetzelfde BMI, wie is er het gezondst? 

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Link

Huiswerk
Maak basisstof 5 
oefen voor het SE
Maak examenopdrachten 

Slide 51 - Slide

Heb je de leerdoelen gehaald?
Basisstof 4 Resorptie:
  • Kan je beschrijven op welke wijze voedingsstoffen worden opgenomen in het darmkanaal 
  • Kan je beschrijven welke factoren invloed hebben op de resorptie 
Basisstof 5 gezonde voeding: 
  • Kan je aangeven wat een gezond voedingspatroon is 
  • Ken je de risico's van te veel ongezonde voeding 

Slide 52 - Slide