- Zoek in de alinea's van tekst 1 de tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden op. Je kijkt alleen naar: tegenstelling, opsomming, reden, oorzaak-gevolg, middel-doel, volgorde van tijd en voorbeeld.
- Maak de vragen bij de tekst.
- Zelfstandig, in stilte.