Les 6: Signaalwoorden en tekstverbanden

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoel:
Deze les.
  • Doen we de stoelriemen vast.
  • behandelen we zinsverbanden.
  • Behandelen we signaalwoorden.


Slide 3 - Slide

Signaalwoorden
  • Door signaalwoorden kun je als lezer ‘signaleren’ dat er in de tekst sprake is van bijvoorbeeld een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen alinea's, zinnen en zinsdelen.

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden en zinsverbanden
Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar. Tussen zinnen en alinea’s bestaan verbanden. Ze vormen samen een goed lopend geheel. 

Een verband tussen zinnen: zinsverband
Een verband tussen alinea’s: alineaverband

Vaak wordt een verband aangegeven door een signaalwoord.
Soms moet je het signaalwoord er zelf bij bedenken. 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Verbanden
  • uitspraak - opsomming
  • uitspraak - tegenstelling
  • uitspraak - voorbeeld
  • middel - doel
  • oorzaak - gevolg
  • uitspraak - vergelijking
  • uitspraak - reden
Deze verbanden kunnen ook tussen zinnen voorkomen

Slide 7 - Slide

 Alineaverbanden
  • Uitspraak-conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt na een of meer uitspraken een conclusie

  • Uitspraak-samenvatting: samenvattend, kortom, al met al
Na een of meer uitspraken worden de belangrijkste punten worden samengevat

  • Uitspraak-voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat
Na een of meer uitspraken wordt een voorwaarde gesteld

Slide 8 - Slide

Zinsverbanden: opsomming en tegenstelling
  • Opsomming/opsommend verband
  • Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
  • Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede
  • VB: Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarna gevolleybald en tot slot gebasketbald.

  • Tegenstelling/tegenstellend verband
  • Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
  • Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover
  • VB: Ik wilde graag gaan sporten, maar ik moest huiswerk maken.

Slide 9 - Slide

  • Zinsverbanden: voorbeeld/toelichtend en middel-doel
  • Voorbeeld/voorbeeldgevend/toelichtend
  • Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals, dat wil zeggen, met andere woorden
  • bv: Mijn vriendin is gek op Russisch eten, zoals plov.

  • Middel-doel
  • Iemand noemt een doel en een middel waarmee dat doel kan worden bereikt.
  • Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...
  • bv: De ridder doodt de draak, daarmee wil hij het hart van de prinses veroveren.

Slide 10 - Slide

Zinsverbanden: vergelijking en voorwaarde
  • Vergelijking/vergelijkend verband
  • Na een uitspraak worden er 2 of meer dingen met elkaar vergeleken. 
  • Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
  • vb: Ik houd niet van sperziebonen, evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.

  • Voorwaarde/voorwaardelijk verband
  • Bij een uitspraak wordt in de zinnen ervoor of erna een voorwaarde gesteld.
  • Signaalwoorden: als, mits, wanneer, indien, tenzij, op voorwaarde dat
  • vb: Ik ga dat echt niet doen, tenzij ik er betaald voor krijg,

Slide 11 - Slide

Zinsverbanden: reden en oorzaak-gevolg
  • Reden/redengevend verband
  • Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
  • Signaalwoorden: daarom, want, omdat, namelijk
  • VB: We krijgen bij Nederlands veel huiswerk, om die reden is hij mijn minst favoriete docent.

  • Oorzaak-gevolg
  • Iemand doet een uitspraak die een oorzaak heeft. Daarna wordt het gevolg genoemd.
  • Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
  • VB: Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.

Slide 12 - Slide

Zinsverbanden: samenvatting en conclusie
  • Samenvatting/samenvattend verband
  • Na één of meer uitspraken worden de belangrijkste punten samengevat.
  • Signaalwoorden: kortom, samenvattend, al met al, etc.
  • VB: Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.

  • Conclusie/concluderend verband
  • Na één of meer uitspraken volgt een eindoordeel of besluit.
  • Signaalwoorden: dus, concluderend, hieruit volgt, etc.
  • VB: Er zijn veel lessen uitgevallen, dus de docent moet de deadline voor het opstel maar even uitstellen.

Slide 13 - Slide

Welk zinsverband herken je in de volgende zin en welke signaalwoorden geven dit verband aan?
Wij hebben diverse sporten gedaan. Eerst hebben we gevoetbald, daarna gevolleybald en tot slot gebasketbald.

Slide 14 - Open question

Welk zinsverband herken je in de volgende zin en welk signaalwoord hoort daarbij?

Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.

Slide 15 - Open question

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband MIDDEL-DOEL?
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 16 - Quiz

Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
niet alleen ... maar ook
bijvoorbeeld
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
Zoals

Slide 17 - Drag question

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Samenvattend verband
D
Toelichtend verband

Slide 18 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de signaalwoorden want en omdat?
A
Samenvattend verband
B
Voorwaardelijk verband
C
Toelichtend verband
D
Redengevend verband

Slide 19 - Quiz

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ik kreeg een hapje en een drankje.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Vergelijkend
D
Oorzakelijk

Slide 20 - Quiz

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een chronologisch verband?
A
Ik wil langskomen, maar ik heb helaas geen tijd.
B
Ik ga eerst sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik kom langs, omdat ik daar zin in heb.
D
Ik kom samen met mijn moeder op bezoek.

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Welk tekstverband zie je tussen de alinea's?

Slide 23 - Open question

Aan welke signaalwoorden zie je dat?

Slide 24 - Open question

Aan de slag!
Stap 1: Open les 6 in LessonUp
Stap 2: Lees nu slide 25
Stap 3: Maak slide 25 tot en met 35 in tweetallen. Vul wel zelf het antwoord in op LessonUp.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband OPSOMMING?
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 27 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 28 - Quiz

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 29 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 30 - Quiz

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 31 - Quiz

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 32 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 33 - Quiz

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 34 - Quiz

Briefje aan jou!
Lieve topper,

Je bent ver gekomen. Als beloning heb ik nog een parel van een liedje uit mijn Spotify klaargezet, zodat je ontspannen kan bijkomen van deze les. Take care en pomp die speakers: https://open.spotify.com/track/4cOdK2wGLETKBW3PvgPWqT?si=bfbdbc7636574e15

Groetjes,
Meneer Möring

PS. Er staan extra oefenopdrachten op de volgende slides.

Slide 35 - Slide

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 36 - Quiz

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 37 - Quiz

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 38 - Quiz

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 39 - Quiz

Noteer de drie signaalwoorden die worden genoemd.

Slide 40 - Slide

Noteer de drie signaalwoorden die worden genoemd.

Slide 41 - Open question

Noteer nu de tekstverbanden achter de signaalwoorden.

Slide 42 - Slide

Noteer nu de tekstverbanden achter de signaalwoorden.

Slide 43 - Open question

Huiswerk
  • Maak opdracht 5 op bladzijde 154, 155 en 156 in Op Niveau.
  • Bestudeer de theorie over verbanden op pagina 156.

Slide 44 - Slide