What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Les 1 3Kf, 3Bc, 3Bc 21-11-2022
Welcome 3Bc!
Op tafel: Werkboek en pen
Schrijf je naam op het papier dat op je tafel ligt.
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welcome 3Bc!
Op tafel: Werkboek en pen
Schrijf je naam op het papier dat op je tafel ligt.
Slide 1 - Slide
Op tafel:
Dichte
iPad en een pen
Kacper
Slide 2 - Slide
Planning
- Kennismaken
- Toets inplannen
- Oefenen Past simple en Present perfect
- Kahoot
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Who are you?
1. Wat is je naam?
2. Wat is je hobby / favoriete eten / heb je een huisdier?
Slide 6 - Slide
Regels
Jas uit in de klas.
Spullen mee.
We zijn respectvol naar elkaar.
Luisteren als je iets gevraagd wordt.
Mobiel weg.
Jas uit
Spullen mee
Respectvol zijn
Luisteren
Mobiel weg
Slide 7 - Slide
Toets inplannen
Wanneer
3Bc Dinsdag 29 november (3e uur)
3Bb Woensdag 30 november (6e uur)
Wat:
Leren woorden, zinnen en grammatica van blz. 109 t/m 117
Slide 8 - Slide
Werkboekje grammatica
Onderdeel A - Past simple en present perfect
Onderdeel C - Meervoud
Klaar? -> Verder met het werkboekje of woorden leren uit je boek.
Slide 9 - Slide
Past simple - Verleden tijd
Gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Bijv. : She
watched
TV yesterday.
Signaalwoorden:
In 2018, an hour ago, this morning, at 3 o' clock
Slide 10 - Slide
Present perfect
- Als iets is in het verleden begonnen en is nu nog bezig.
- Als iets uit het verleden nog steeds belangrijk is.
Bijv. : We
have
already
saved
900 euros for the wedding!
Signaalwoorden: For, yet, never, ever, just, already, since
Slide 11 - Slide
Wanneer gebruik je de
past simple?
Slide 12 - Mind map
Past simple:
Hoe maak je de past simple?
A
werkwoord + - ed (worked)
B
shit = bij she/he/it : werkwoord + -(e)s
C
am/is/are + werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (helped, found)
Slide 13 - Quiz
Wanneer gebruik je de
present perfect?
Slide 14 - Mind map
Present perfect:
Hoe maak je de present perfect?
A
hele werkwoord + -ed. (worked)
B
shit rule= hele ww+ -s
C
am/are/is + hele werkwoord + -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (helped, found)
Slide 15 - Quiz
Vul de juiste vorm in van het werkwoord: past simple of present perfect. Gebruik de woorden tussen haakjes.
(+) ______________(we - see) someone do a backflip yesterday.
Slide 16 - Open question
Vul de juiste vorm in van het werkwoord: past simple of present perfect. Gebruik de woorden tussen haakjes.
(-) ______________(they - live) in France their whole lives.
Slide 17 - Open question
Wat is het meervoud van:
Enemy
A
Enemys
B
Enemi's
C
Enemy's
D
Enemies
Slide 18 - Quiz
Wat is het meervoud van:
Potato
A
Potatos
B
Potatoes
C
Potatoe's
D
Potato's
Slide 19 - Quiz
Wat is het meervoud van:
Wish
A
Wishs
B
Wish's
C
Wishes
D
Wishe's
Slide 20 - Quiz
Wat is het meervoud van:
Mouse
A
Mice
B
Mouses
C
Mouse's
D
Mices
Slide 21 - Quiz
Basis regel
+ s
Bags
Sisklank op het eind?
+ es
Wishes
Een O op het einde?
+es
Tomatoes
Een Y op het einde?
-y + ies
Duties
Een F/EF op het einde?
-f/ef +ves
Wolves
Meervoud in Engels
Slide 22 - Slide
Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden waarmee je zinnen aan elkaar kan verbinden.
I like to read
and
my brother likes to write
Slide 23 - Slide
Kan je nog meer voegwoorden bedenken?
Slide 24 - Mind map
Voegwoorden
After Na(dat)
Because Omdat
Before Voor(dat)
But Maar
Or Of
So Dus
Until Totdat
Slide 25 - Slide
Aanwijzen
Enkelvoud (1)
Meervoud (2+)
Dichtbij
This
These
Ver weg
That
Those
Slide 26 - Slide
Aan de slag!
Maak de Test yourself van 2.2 t/m 2.5
Magister - Leermiddelen - EN - Unit 2 Four corners -> Kies een les - scroll naar beneden - Test yourself
Klaar?
- Woorden leren
Slide 27 - Slide
Relative nouns
Who, which, that, whose
Slide 28 - Slide
Relative nouns
Waar verwijst 'who' naar?
A
Naar dieren en dingen
B
Naar personen
C
Naar het bezit van dieren en/of personen
Slide 29 - Quiz
Relative nouns
Waar verwijst 'which' naar?
A
Naar dieren en dingen
B
Naar personen
C
Naar het bezit van dieren en/of personen
Slide 30 - Quiz
Relative nouns
Waar verwijst 'whose' naar?
A
Naar dieren en dingen
B
Naar personen
C
Naar het bezit van dieren en/of personen
Slide 31 - Quiz
Relative nouns
Wanneer mag je 'that' gebruiken?
A
Om 'who/which' te vervangen in een bijzin die je niet weg kan laten
B
Om 'who/which' te vervangen in de hoofdzin
C
Om 'whose' te vervangen in een bijzin die je niet weg kan laten
D
Om 'whose' te vervangen in een hoofdzin
Slide 32 - Quiz
Well done!
Go to our online method and click on Unit 2. Practice the exercises listed below:
Unit 2: Test yourself lesson 1 - 5
Unit 2: Versterk jezelf lesson 1 - 5
Do this alone.
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Les 2 3Bc 28-11-2022
November 2022
- Lesson with
41 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Recap Unit 2 grammar
October 2023
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Past Simple vs. Present Perfect
June 2022
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Recap grammar U.2 M3
December 2023
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 3
Relative pronouns 3E
December 2023
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Recap unit 3 and 4
January 2021
- Lesson with
26 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
26-11-2020
November 2020
- Lesson with
27 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3H Unit 1 quiz
November 2023
- Lesson with
39 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3