This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Buenos días
miércoles 13 de mayo
¿Qué vamos a hacer?
vocabulario Quiz
aanwijzend voornaamwoord
INLEVEROP-DRACHT!!!
46%
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
es fuerte (schrijf alleen hij op)
Slide 3 - Open question
es joven
Slide 4 - Open question
es calvo
Slide 5 - Open question
Hij/zij heeft donkere ogen.
A
Tiene los ojes claros.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos oscuros.
D
Tiene los ojos pequeños.
Slide 6 - Quiz
Hij/zij heeft groene ogen.
A
Tiene los ojos marrones.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos negros.
D
Tiene los ojos verdes.
Slide 7 - Quiz
Hij/zij heeft stijl haar.
A
Tiene el pelo largo.
B
Tiene el pelo liso.
C
Tiene el pelo rizado.
D
Tiene el pelo corto.
Slide 8 - Quiz
Tiene la boca grande.
A
Zij heeft een grote neus.
B
Zij heeft een kleine neus.
C
Zij heeft een grote mond.
D
Zij heeft een kleine mond.
Slide 9 - Quiz
Hij heeft een snor.
A
Lleva gafas.
B
Lleva bigote.
C
Lleva barba.
Slide 10 - Quiz
Es mayor, gordo y calvo. Es elegante. Lleva gafas modernas.
Es alta, delgada y muy guapa. Tiene el pelo rubio y corto.
Es delgada. Es algo mayor, morena con pelo largo. Es muy elegante
Es joven y dinámico. Tiene el pelo largo y moreno. Lleva barba y bigote.
Slide 11 - Drag question
Beschrijf het uiterlijk.
Slide 12 - Slide
Tips:
Leer goed wanneer je welk werkwoord gebruikt. Het is OF ser, OF tener, OF llevar
Llevar is een -ar werkwoord dus je moet de uitgangen van de -ar werkwoorden gebruiken.
Let op mannelijk/vrouwelijk/ enkelvoud/ meervoud.
Slide 13 - Slide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.
Slide 14 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans.
aquí
ahí
allí
afstand
tot
spreker
enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
este
ese
aquel
esta
esa
aquella
estos
esos
aquellos
estas
esas
aquellas
mannelijk
vrouwelijk
Slide 15 - Slide
Waar moet je op letten:
Het aanwijzend voornaamwoord richt zich naar het zelfstandig naamwoord wat erachter staat. Is dit vrouwelijk of meervoud, dan verandert het dus. Vb: este libro, esta casa, estos libros, estas casas
Let goed op of de volgende woorden in de zin staan: aquí (hier), ahí (daar), allí (daarginds, ver weg). Hieraan kan je zien welk aanwijzend vnw. je moet gebruiken.
esto/eso/aquello gebruik je als je niet naar een specifiek zelfstandig naamwoord verwijs. Het wordt dus algemeen gebruikt. ¿Qué es eso? Wat is dat?
Slide 16 - Slide
Vamos a mirar juntos.
_________ libro aquí es mi libro.
_________ chica ahí es mi hermana.
_________ casas allí son muy bonitas.
¿Quién es __________ hombre que está ahí?
Aquí tengo ___________ boligrafos. Son de Pepe.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
A trabajar
LA pág. 53 ej. 5 y 6
Zie volgende dia.
Slide 19 - Slide
Deberes
Leren: woordjes van 2.1 en 2.2
Leren: aanwijzend voornaamwoord
Maak de opdracht op de volgende dia in LessonUp.
Slide 20 - Slide
Beschrijf 3 personen uit je familie. Vertel hoe ze heten. Vertel wat ze van je zijn. Beschrijf hun uiterlijk. Beschrijf hun karakter.