week 21 les 2 - aanwijzend vnw.

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Quiz vocabulario
  • Aanwijzend voornaamwoord
Jueves, 27 de mayo
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • Quiz vocabulario
  • Aanwijzend voornaamwoord
Jueves, 27 de mayo

Slide 1 - Slide

Objetivos para esta clase:
Aan het einde van deze les:
  • Ken ik de aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans. 
LEERDOELEN

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

es fuerte
(schrijf alleen hij op)

Slide 4 - Open question

es joven

Slide 5 - Open question

es calvo

Slide 6 - Open question

Hij/zij heeft donkere ogen.
A
Tiene los ojes claros.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos oscuros.
D
Tiene los ojos pequeños.

Slide 7 - Quiz

Hij/zij heeft groene ogen.
A
Tiene los ojos marrones.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene los ojos negros.
D
Tiene los ojos verdes.

Slide 8 - Quiz

Hij/zij heeft stijl haar.
A
Tiene el pelo largo.
B
Tiene el pelo liso.
C
Tiene el pelo rizado.
D
Tiene el pelo corto.

Slide 9 - Quiz

Tiene la boca grande.
A
Zij heeft een grote neus.
B
Zij heeft een kleine neus.
C
Zij heeft een grote mond.
D
Zij heeft een kleine mond.

Slide 10 - Quiz

Hij heeft een snor.
A
Lleva gafas.
B
Lleva bigote.
C
Lleva barba.

Slide 11 - Quiz

Tips:
  • Leer goed wanneer je welk werkwoord gebruikt. Het is OF ser, OF tener, OF llevar
  • Llevar is een -ar werkwoord dus je moet de uitgangen van de -ar werkwoorden gebruiken. 
  • Let op mannelijk/vrouwelijk/                 enkelvoud/ meervoud.

Slide 12 - Slide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.

Slide 13 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 
aquí
ahí
allí
afstand 
tot 
spreker
enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
este
ese
aquel
esta
esa
aquella
estos
esos
aquellos
estas
esas
aquellas

mannelijk
vrouwelijk

Slide 14 - Slide

Afstand tot de spreker

Slide 15 - Slide

Waar moet je op letten:
  • Het aanwijzend voornaamwoord richt zich naar het zelfstandig naamwoord wat erachter staat. Is dit vrouwelijk of meervoud, dan verandert het dus. Vb: este libro, esta casa, estos libros, estas casas
  • Let goed op of de volgende woorden in de zin staan: aquí (hier), ahí (daar), allí (daarginds, ver weg). Hieraan kan je zien welk aanwijzend vnw. je moet gebruiken. 
  • esto/eso/aquello gebruik je als je niet naar een specifiek zelfstandig naamwoord verwijs. Het wordt dus algemeen gebruikt. ¿Qué es eso? Wat is dat?

Slide 16 - Slide

Vamos a mirar juntos.
  1. _________ libro aquí es mi libro.
  2. _________ chica ahí es mi hermana.
  3. _________ casas allí son muy bonitas.
  4. ¿Quién es __________ hombre que está ahí?
  5. Aquí tengo ___________ boligrafos. Son de Pepe. 

Slide 17 - Slide

Los deberes
Leren: aanwijzend vnw.
maken: LA: pág. 53, ej. 5 y 6
HUISWERK

Slide 18 - Slide