-Je kunt uitleggen wat gedrag is.
-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
-Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
-Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.
Vandaag de 1e 3, morgen de rest.